Het volgende vraagstuk (bron: toelatingsexamen.110mb.com):
<Zie bijlage>
We weten dat P=U*I het vermogen geeft. Het 'enige' dat dus moet gebeuren is het berekenen van alle individuele spanningen en stromen. De combinatie van de twee die de grootste waarde heeft, is dan het antwoord.
Maar ik zou hier nu niet zijn ware het niet dat ik halverwege vastliep.
Zover ben ik al:
http://farm3.static.flickr.com/2543/377672...26a6aae11_b.jpg
Ik kom daar dus tot de conclusie dat alle I's gelijk aan elkaar zijn, namelijk een 0.5I. Dat vind ik vreemd, maar misschien ligt het verschil wel juist aan de spanningen. Die dus maar even eerst doen.
Als ik dan ga doen, loop ik super snel vast.
Namelijk:
U=U1,2 + U3,4,5 want het is serie geschakeld.
En dan?
U1=U2, want het is parallel geschakeld en dus gelijk aan 0.5U?
En wat kun je dan voor U3,4 en 5 zinnig stellen?
Wie kan mij tonen waar de foute zitten?
Alvast bedankt!
Fons
PS. Voor een snellere en / of simpelere manier houd ik me natuurlijk altijd aanbevolen
!
.
