Het wil zeggen dat het impulsmoment gekwantiseerd is in stapjes van
\(\hbar = \frac{h}{2 \pi} \)
. Het impulsmoment kan dus niet zomaar elke waarde aannemen en is geen continue grootheid zoals de tijd of plaats. Dit is helemaal niet zo triviaal... Bij grote n zal dit niet veel verschil maken en quasi continu zijn in tegenstelling tot bij kleine n waarbij het effect meer zichtbaar zal zijn.
Dat als we z de kwantisatie-as noemen, Lz slechts bepaalde standen kan innemen. In het Bohrmodel kunnen we hiermee aantonen dat de energie van het waterstof ook gekwantiseerd is.
Uiteindelijk zal naar analogie met het impulsmoment , volgen dat Sz, de projectie van de spin volgens de z-as, ook gekwantiseerd is. Dit zal leiden tot het feit dat voor S = 1/2 deeltjes bijvoorbeeld elektronen, Sz slechts 2 waarden kan aannemen= hbar/2 of - hbar/2