Dan staat f (F3) loodrecht op f (F1) = F1 en f (F2) = F2. Dus moet
f (F3) = λ F3,
1/ We hebben toch gezorgd dat de basisvectoren orthogonaal staan, waarom besluit men hier dan dat hun beelden loodrecht staan? Is dat omdat een orthogonale afbeelding het inwendig product bewaart? (0 blijft 0?)
2/ Dus moet
f (F3) = λ F3
Waarom?
Erg bedankt!
"C++ : Where friends have access to your private members." Gavin Russell Baker.
1/ We hebben toch gezorgd dat de basisvectoren orthogonaal staan, waarom besluit men hier dan dat hun beelden loodrecht staan? Is dat omdat een orthogonale afbeelding het inwendig product bewaart? (0 blijft 0?)
Je bent hier net bezig met f een orthonormale afbeelding, zie stelling 6.4.6.
In fysics I trust schreef:2/ Dus moet
f (F3) = λ F3
Omdat F1 en F2 op zichzelf worden afgebeeld en f(F3) hier loodrecht op moet staan, moet f(F3) liggen volgens F3 (want {F1,F2,F3} was orthonormaal), dus gelijk zijn aan k.F3.
"Malgré moi, l'infini me tourmente." (Alfred de Musset)