De methode heb ik intussen gevonden: je stelt K(sp) voor door [Mg²+][OH-]²
Hierin weet je dat de [Mg²+] 0.01 bedraagt (hypothese dat Mg²+ afkomstig van Mg(OH)2 verwaarloosbaar is wegens de zeer slechte oplosbaarheid), en [OH-] stellen we [OH-]=x
Vervolgens lossen we K(sp)=0.01x² op, en we zijn er.
Maar wat ik nog steeds niet weet: de oplosbaarheid is de molaire concentratie van de verzadigde oplossing. Gaat het bij een zout zoals bv. Ag2CrO4 dan om de concentratie aan Ag+ bij evenwicht of de concentratie Cro42- bij evenwicht?
Erg bedankt!
"C++ : Where friends have access to your private members." Gavin Russell Baker.
Sorry, dit was misschien niet helemaal een geschikte vraag. Waar het mij om ging was aan te geven dat de molaire concentratie niet altijd direct te relateren is aan een of andere concentratie in oplossing. Zoals je weet is zwavelzuur een sterk zuur, met als formule H2SO4. De eerste dissociatiestap verloopt volledig, de tweede (HSO4- <--> H+ + SO42-) niet. Stel dat je nu een 1 M oplossing hebt, dan ligt de concentratie H+ ionen ergens tussen 1 en 2 mol/l in - maar hoe groot hij precies is kun je niet direct uit de molariteit afleiden. En andersom, als je de concentratie kent weet je nog niet altijd direct de molariteit.
Dat geldt in alle gevallen waarin een deeltje in oplossing een of andere reactie aangaat. Nu is dat in het geval Ag2CrO4 niet zo, dus vandaar dat de vraag niet helemaal geschikt was. Een simpel antwoord volstaat: De "2" in Ag2CrO4 geeft al aan dat 1 mol Ag2CrO4 2 mol Ag+ ionen bevat. Als de molariteit van een verzadigde oplossing dus x M is, dan is de concentratie Ag+-ionen 2x mol/l.