In het 'gewone' vlak weet ik dat de differentieerbaarheid het bestaan van de (! eindige) afgeleide impliceert. Die afgeleide is zelf een limiet, dus die limiet moet bestaan.
Met andere woorden, linker- en rechterafgeleide moet bestaan en gelijk zijn in het beschouwde punt, of equivalent, linker- en rechterlimiet moeten bestaan en gelijk zijn in dat punt.
Maar ik vrees dat dat nogal een mager antwoord is voor de voorlaatste zin...
Zijn er elementen die ik overschiet?
Hoe zou ik deze argumenten kunnen veralgemenen naar
Heeft er iemand een idee?
Alvast bedankt!