In een balk bevinden zich twee identieke vlakken (rechthoekige driehoeken). De vlakken worden gevormd door een ribbe van de balk (b), een diagonaal over één van de vlakken van de balk (a) en een lichaamsdiagonaal van de balk (c ).
Wat is de hoek (
Alles correct, behalve punt 4.Tetris schreef:4. Q en q vormen de rechte zijden van een rechthoekige driehoek. Deze driehoek is gelijkvormig aan de driehoek met de rechte zijden p en Q. Aangezien Q en p bekend zijn is ook q bekend.
Om q te bepalen met behulp van de grote lichtgrijze driehoek ABC lijkt mij inderdaad eenvoudiger. Toch is punt 4 volgens mij op zich niet onjuist, aangezien ook driehoek pQb een hoek vanPeterPan schreef:Alles correct, behalve punt 4.
De driehoek met zijden Q s en q is gelijkvormig met de grote lichtgrijze "schuin horizontaal" gelegen driehoek met zijden A B en C. (want hoek\(\beta\)hebben ze gemeen en een hoek van\(90^o\)).
Daaruit vind je een uitdrukking van q.
Dat geeft je ook een snellere manier om s te vinden.
De zijde h, in bovenstaande zin, is in jouw figuur zijde p en je kent zo te zien het verband tussen a, b, c en p. Alleen zal het verlengde van q door het linkerhoekpunt (beneden) A moeten gaan.Safe schreef:De rechthoekige driehoek met zijden a, b en c heeft een hoogtelijn vanuit de rechte hoek h. Ken je de betrekking tussen a, b, c, en h of kan je deze afleiden? De zijde h is het been in de boven bedoelde gelijkbenige driehoek.
Opm: je hebt het lijnstuk q nu niet meer nodig.