1. Waarom kan een elektron in rust niet in beweging komen in een magnetisch veld en wel in een elektrisch veld?
Hier heb ik echt geen idee van?
2. Twee evenwijdige stroomvoerende geleiders oefenen een kracht uit op elkaar. Als de stroom door de geleiders dezelfde zin heeft dan trekken ze elkaar aan. (Dit is wat ons boek zegt). Maar als ik dat uit teken dan kom ik toch tot de conclusie dat ze elkaar afstoten. En onze leraar komt ook tot die conclusie. Wat is nu het juiste antwoord?
3. Twee evenwijdige draden staan op een vaste afstand van elkaar. Door beide draden loopt een stroom.
Als de afstand tussen de geleiders verdubbelt dan halveert de magnetische kracht. Hoe kan ik dit het beste aantonen.
Ik dacht aan deze formule:
Als ik nu de afstand r tussen de twee geleiders verdubbel dan komt er 2r te staan. En als ik dit dan naar het ander lid breng komt er in de teller toch 2Flap te staan, dus verdubbelt de laplacekracht toch i.p.v dat ze halveert. ?