Een vraag uit het IVV-deel van het toelatingsexamen geneeskunde: Welk getal heeft het minst gemeen met de andere getallen uit de volgende reeks:
56 - 88 - 24 - 176 - 102
A 56
B 88
C 24
D 176
E 102
Ik heb gezocht en gezocht en vond geen enkel rekenkundig verband tussen de getallen (behalve dan dat 88 * 2 = 176 en 56 + 32 = 88, 88 - 64 = 24 (64 = 2 * 32), maar 24 + 128 (2* 64 = 128) =/= 176), toen dacht ik dat het B (88) was, omdat B het enige getal is met 2 gelijke cijfers (2 keer 8), terwijl de andere getallen 2 of 3 verschillende cijfers hebben...maar dat blijkt het ook niet te zijn, aangezien het antwoord E (102) is..
Ik vind jouw redenering dat 88 uit gelijke getallen bestaat en de andere uit verschillende, ook wel erg elegant. Jammer dat onze 'wetenschappers' (lees cijfergoochelaars) anders redeneren. Blijf origineel, maar probeer wel je diploma's te halen!
