Wetenschapsforum

Bij fluidomechanica zit ik vast bij de wet van archimedes. De oefeningen. Ik heb herexamen van dit vak, en zo een oefening kwam er in voor. Deze hebben we amper bezien in de les.

Een voorbeeld:

Een cilinder men een diameter van 0,9meter en 1,5meter hoog weegt 390kg.

- Hoeveel kg lood (11350 kg/m³) moet men aan de onderzijde van de cilinder bevestigen opdat de cilinder verticaal drijft en 0,9 meter van de hoogte van de cilinder zich onder water bevindt.

- Hoeveel kg lood kan men plaatsen aan de binnenzijde van de cilinder op de bodem om hetzelfde resultaat te krijgen als in het vorig puntje?

Bij het eerste deel zit ik al helemaal verkeerd. Ik kom -618 uit. Het moet 200kg zijn.

De hele makkelijke oefeningen lukken me nog wel maar de iets moeilijkere niet. dan ben ik de kluts al kwijt

Bedankt voor jullie hulp!

In het eerste geval moet je bedenken dat het volume van het lood opgeteld moet worden bij het volume van de cilinder die onder water gaat. In het tweede geval niet... Helpt dat?

Niet echt, ik snap het niet helemaal.

Om iets te laten drijven in het water op een zodanige wijze dat 0.9 meter zich boven het water bevindt, moet je je bedenken dat de opwaartse kracht door het water gelijk moet zijn aan de neerwaartse kracht door de zwaartekracht.

Je komt voor je eerste vraagstuk dan uit op:
Je kunt uit alle termen dan de zwaartekrachtconstante g schrappen.

Daarbij weet je dat het volume water wat weggedrukt moet worden gelijk is aan:
Heb hier overigens bij in de gaten dat het enkel om die 0.9m van die cilinder, waar ik ook op doel met V_cilinder.

Het tweede vraagstuk is op die manier anders, dat je het watervolume niet hoeft te corrigeren en dus geldt:

MathieuA schreef:Een cilinder men een diameter van 0,9meter en 1,5meter hoog weegt 390kg.

- Hoeveel kg lood (11350 kg/m³) moet men aan de onderzijde van de cilinder bevestigen opdat de cilinder verticaal drijft en 0,9 meter van de hoogte van de cilinder zich onder water bevindt.

- Hoeveel kg lood kan men plaatsen aan de binnenzijde van de cilinder op de bodem om hetzelfde resultaat te krijgen als in het vorig puntje?

Je kunt beter eens met de tweede beginnen, die is makkelijker.

om 390 kg cilinder te laten drijven moet er 390 kg water worden verplaatst

- hoeveel liter water is dat? (duhh)

- bereken het volume van een 1 cm hoge cilinder met diameter 0,9 m in L

- om 390 L water te verplaatsen, hoever moet die (nog lege) cilinder in het water zakken?

- de cilinder moet echter 90 cm zakken. hoeveel liter water extra gaat de cilinder daardoor wegduwen?

- hoeveel kg lood heb je dus nodig om dat extra water te verplaatsen?

Excuseer voor het late antwoord, maar was even met een ander examen bezig. Het volgende is fluidomechanica.

Ik heb door hoe het moet alleen dit 2e deel niet. Het eerste heb ik gevonden

Jan van de Velde schreef:Je kunt beter eens met de tweede beginnen, die is makkelijker.

om 390 kg cilinder te laten drijven moet er 390 kg water worden verplaatst

- hoeveel liter water is dat? (duhh)

- bereken het volume van een 1 cm hoge cilinder met diameter 0,9 m in L

- om 390 L water te verplaatsen, hoever moet die (nog lege) cilinder in het water zakken?

- de cilinder moet echter 90 cm zakken. hoeveel liter water extra gaat de cilinder daardoor wegduwen?

- hoeveel kg lood heb je dus nodig om dat extra water te verplaatsen?

- 390kg

-V = pi * 0,45² * 0,01 = 0,00636 L

- 1,5m?

Dan zit ik een beetje vast.

Heel erg bedankt voor al de antwoorden

-V = pi * 0,45² * 0,01 = 0,00636 L

Lijkt mij faliekant fout.

Het is namelijk grondvlak keer hoogte... En liters is in dm³, en niet in m³.
Helpt dit je verder op weg? Tenminste, als het opdracht twee betreft?



Voor probleem één:
Hierbij moet je substitueren, maar door wat?

Je kunt nu het loodvolume berekenen.