Ik zit momenteel in 5H en bij mijn profielwerkstuk over het effect van sportdrank op sportprestaties, loop ik tegen een hobbel aan bij het berekenen van osmotische waarden.
Wat ik momenteel heb:
Hieruit volgt dat (De gebruikte sportdranken zijn B-52 en Aquarius, hierbij hebben we gebruik gemaakt van de hoeveelheid suiker (aangenomen: glucose) die aanwezig is in de dranken, en de hoeveelheid Na+ ionen verwaarloosd):Definitie:
De osmotische waarde (Os.w) van een oplossing is uitsluitend afhankelijk van het aantal opgeloste deeltjes (ionen, moleculen, etc.) en is te berekenen met de volgende formule:
Os.W = d∙C∙R∙T/To (in bar)
waarin:
d = dissociatiegraad van de opgeloste stof, dus het aantal deeltjes waarin een molecuul van die stof splitst in oplossing (bijvoorbeeld voor NaCl is d=2, want een molecuul NaCl splitst in twee ionen, Na+ en Cl-).
C = molaire concentratie van de opgeloste stof (dus het aantal mol van die stof per liter oplosmiddel).
R = 22,4 (constant getal, waardoor de waarde in atmosfeer wordt uitgedrukt)
T = temperatuur in kelvin
To = 273 kelvin (= 0 oCelsius)
Bron: http://www.fontys.nl/lerarenopleiding/tilb.../osmplasmth.htm
Os.WB-52 = d∙C∙R∙T/T0
= 1∙C∙22,4∙293/273
= 1∙ (113/((6∙12,0107)+(12∙1,00794)+(6∙15,9994))) ∙22,4∙293/273
= 15,08
en
Os.WAquarius = d∙C∙R∙T/T0
= 1∙ (63/((6∙12,0107)+(12∙1,00794)+(6∙15,9994))) ∙22,4∙293/273
= 8,407
Maar als ik dan de osmotische waarde bereken van bloed (dat volgens 'Biologie voor Jou' gelijk staat aan een 0,9 M NaCl-oplossing), dan krijg ik:
Os.WBloed = d∙C∙R∙T/T0
= 2∙0,9∙22,4∙310/273
= 45,78
Dit lijkt me geen goede uitkomst, gezien de orde van grootte, alleen krijg ik de fout die ik maak niet gevonden...
Heeft iemand een idee?
Alvast bedankt,
-Yoeri