De afmetingen van het suikerklontje verhouden zich als 2 : 2 : 1 (lengte : breedte : dikte). Het klontje heeft aan het begin een massa van m0 = 5 gram. De dichtheid ρ van suiker bedraagt 1,6 gram per cm3.
Ik heb de DV gevonden en na wat herleiden kom je dan als het goed is op: M(t)=
\((-k * \frac{1}{3} * 10^{4/3} * t + C)^3\)
. C is dan (m0 = 5 gram) gelijk aan \(\sqrt[3]{5}\)
.[/i]Hoe lang duurt het voordat het klontje is opgelost? Neem hierbij aan dat het oplossend vermogen van de koffie constant blijft.
Ik loop hier vast, omdat ik de evenredigheidsconstante k niet berekend krijg wat nodig is om de onbekende t te berekenen Hoe krijg ik dit voor elkaar? Alvast bedankt!