Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat

Nick32

Hallo allen, ik moet voor scheikunde een verslag van een experiment maken.

het was bij dit experiment de bedoeling dat wij een titratie uitvoerden.

We hebben 2,04 gram gekristalliseerd natriumcarbonaat gepakt, en het in een 100 mL maatkolf met water gemengd. Hierna hebben we 10,00 mL hiervan gepippeteerd en begon de titratie.

Gemiddeld (2 titraties) voegden we 19,1 mL HCl-oplossing toe (0,100 M).

De opdracht is nu om de waarde van x is te berekenen in de volgende formule;

Kristalsoda Na2CO3 . x H2O

Ik ben al een stukje met mijn berekeningen, maar loop vast. Dit deel heb ik:

We hebben volgens ons experiment 19,1 mL HCl-oplossing toegevoegd. De molariteit hiervan is 0,100 M. Hiermee berekenen we het aantal mol:

molariteit= mol/L → mol=molariteit x L Dit invullen geeft;

mol=0,100 x 19,1 ∙ 〖10〗^(-3)=19,1 ∙ 〖10〗^(-4)

Het aantal mol HCl-oplossing is dus 19,1 • 10-4

Volgens de reactieverglijking is de molverhouding 2:1 (2 H3O : CO3).

Het aantal mol Na2CO3 is dus (19,1 ∙ 〖10〗^(-4))/2=9.55 ∙〖10〗^(-4) mol.

De massa van 1 mol Na2CO3 is (45,98 + 12,01 + 48,00) = 105,99 gram.

mijn vraag; wat moet ik nu doen?

Marko

Je bent al een heel eind. Laten we nog eens terugkijken naar de gegevens die je hebt (en naar wat gevraagd is)

Het aantal mol Na2CO3 is dus (19,1 ∙ 〖10〗^(-4))/2=9.55 ∙〖10〗^(-4) mol.

De massa van 1 mol Na2CO3 is (45,98 + 12,01 + 48,00) = 105,99 gram.

We hebben 2,04 gram gekristalliseerd natriumcarbonaat gepakt,

De opdracht is nu om de waarde van x is te berekenen in de volgende formule;

Kristalsoda Na2CO3 . x H2O

Je hebt het aantal mol berekend. En je weet de massa van 1 mol. Wat kun je nu dus uitrekenen? En wat kun je daarmee op weg naar je antwoord?

Nick32

Ik ben verder gegaan met mijn berekening en kwam uiteindelijk op dit terecht:

De massa van 1 mol Na2CO3 is (45,98 + 12,01 + 48,00) = 105,99 gram.

Het gewicht van de Na2CO3 in de 0,204 gram is: 9,55 ∙ 〖10〗^(-4) x 105,99= 0,101 gram Na2CO3.

0,204 g 0,101 g = 0,103 gram H2O.

Omdat we maar eentiende deel van de oplossing titreerden bevond zich in de 100 mL dus 1,03 gram H2O.

De molecuulmassa van H2O is (2,016 + 16,00) = 18,016 gram.

mol= massa/molecuulmassa = 1,03/18,016= 0,0572 mol H2O.

2,04 g 1,03 g (H2O) = 1,01 gram Na2CO3

massa/molecuulmassa= 1,01/105,99=9,53 ∙ 〖10〗^(-3) mol Na2CO3.

We hebben nu het aantal mol H2O, en het aantal mol Na2CO3. Hieruit volgt:

0,0572/(9,53 ∙ 〖10〗^(-3) )= 6,00 H2O.

Maar volgens de theorie moet ik op 10 uitkomen, hier wijk ik wel heel veel vanaf vind ik,

wat doe ik fout? Of is het een fout in meting tijdens het experiment?

Graag snel hulp!!

Marko

De beste (en snelste!) hulp komt van jezelf. Heb je de berekening nagelopen op fouten? Als je geen fouten in de berekening kunt vinden, zit de fout ergens anders.

Wetenschapsforum

Laatste berichten

Nieuwsberichten

Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat

Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat

Re: Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat

Re: Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat

Re: Hoeveel watermoleculen in gekristalliseerd natriumcarbonaat