Polaire stoffen mengen goed met elkaar. Je moet ook kijken waar er waterstofbruggen gevormd kunnen worden.
Ethanol = C
2H
5OH dit is een polaire stof. Wanneer je het in water giet zullen er waterstofbruggen vormen en lossen de stoffen in elkaar op.
Hexaan = C
6H
14 deze stof heeft geen polair karakter. Het molecuul heeft geen dipoolmoment dus is geheel a-polair. Er kunnen geen waterstofbruggen gevormd worden en dus lost het niet op in water.
Dit zelfde verhaal geldt als je glycerol als oplosmiddel gebruikt. Dit is een polaire stof dus zullen polaire stoffen hierin oplossen....
alleen als er waterstofbruggen gevormd kunnen worden.
Wanneer je 2-propaanamine in glycerol giet kunnen de NH-groep van de amine waterstofbruggen vormen met de OH van glycerol.
Dus je moet kijken naar de mogelijkheid om waterstofbruggen te vormen. Hierdoor worden de intermoleculaire krachten tussen de moleculen (die waterstofbruggen kunnen vormen) verbroken en trekken ze als ware een jasje van water aan. Of in het geval van glycerol en "glyceroljasje"
Nu kan je voor iedere stof bepalen welke stoffen met elkaar zullen mengen en een heldere oplossing zullen vormen.
Het oplossen van Methanol in water animatie (Engelse toelichting)
Nog even als bijschrift:
1-Butanol = C
4H
9OH dit is een polaire stof. Dit komt door de OH groep aan de koolstofketen. Maar toch lost er niet geweldig veel 1-butanol op in water.
Dit komt omdat de 4 C-atomige koolstofstaart een a-polair karakter heeft. Wanneer deze koolstofstaart langer dan 5 C-atomen is zal de alcohol nauwlijks oplossen in water. Het a-polaire karakter van het molecuul heeft het polaire karakter van de OH groep "overmeesterd".
Probeer maar eens Hexanol op te lossen in water.
