De proef gaat erover dat je het ammoniakgehalte in huishoudammoniak bepaald (door middel van titreren).
Er wordt bij de opdracht gevraagd hoeveel mol ammoniak in de erlenmeyer zit van de titratie (dus er is nog niet getitreerd). Ook wordt er in de tekst verteld dat je een 100 maal verdunning maakt van de huishoudammoniak (hebben we niet gedaan, was al gedaan).
- In de erlenmeyer zit: 25 mL (0,05M) zwavelzuur en 10 mL 100-voudig verdunde ammonia.
Ik heb geen idee waar ik moet beginnen! Vooral omdat ik dat 100-voudige verdunde ammonia niet snap. Ik weet dat je dan huishoudammoniak plus water hebt en dat is dan die ammonia. Of is het zo dat 100-voudig, eigenlijk x10 is? Dus 10mL*10=100mL verdunde ammonia.
- Ook moet ik het gehalte van ammoniak in massa% berekenen (p=0,930 g/ml)
We hebben 0,1M NaOH in de buret gehad. Ik neem aan dat dit ook in de berekening hoort? We hebben 27,45mL NaOH getitreerd. Moet ik dan de molmassa hiervan berekenen?
Hoop dat het wat duidelijk is
De proef hadden we 14 september dit jaar uitgevoerd en ik kom er nog steeds niet uit en had al overal gevraagd, dus hopelijk lukt het hier!