Kan iemand mij helpen met vraag b, c en d.Het mineraal varlamoffiet is ontdekt door de rus Varlamov en blijkt in aanzienlijke
hoeveelheden in Cornwall voor te komen. Het is een belangrijk tinerts; de formule kan
weergegeven worden door Sn3FeO6(OH)2.
Tin komt in de natuur voor met de valenties 2+ en 4+.
a. Leidt af welke valentie tin en welke valentie ijzer heeft in varlamoffiet.
In zoutzuur gebracht lost het varlamoffiet ten dele op. De ijzerionen gaan in oplossing, het
tin blijft als slecht oplosbaar oxide op de bodem van het vat. Deze reactie is geen
redoxreactie.
b. Geef de vergelijking van deze reactie.
Wanneer men vervolgens een oranjekleurige druppel van een aangezuurde oplossing van
kaliumdichromaat in water toevoegt, verdwijnt deze oranje kleur. Nu treedt er wel een
redoxreactie op.
c. Geef van deze redoxreactie de halfreacties en de totaalreactie.
Het tinoxide wordt in een hoogovenproces bij een temperatuur hoger dan 600 K omgezet
in tin. Daarbij reageert het met koolstofmono-oxide.
d. Geef de vergelijking van deze hoogovenreactie met toestandsaanduidingen.
B) Sn3FeO6(OH)2 + 2 H+ 3 SnO2 + Fe2+ +2 H2O Dat moet het antwoord zijn, maar waarom noteer je tinoxide zo en niet Sn3O6. Immers tin is toch in varlamoffiet 4+? Nu lijkt het alsof je 3x 2+ en 3x 2- hebt.
C) Deze vraag las ik anders. Ik dacht dat de oxidator Cr2O7
2─ + 14 H+ + 6 e─ 2 Cr3+ + 7 H2O was, maar de reductor water... maar het antwoord heeft Fe2+ als reductor. Waarom? Er staat: een oranjekleurige druppel van een aangezuurde oplossing van
kaliumdichromaat in water
D) SnO2(s) + 2 CO(g) Sn(l) + 2 CO2(g)
Waarom is tin in tinoxide hier 2+? In varlamoffiet is die 4+...