in mijn vorige les chemie (scheikunde dus) hebben we een practicum gedaan in verband met oxiden.
Benodigdheden:
- zwavelpoeder
- een aansteker of andere energiebron
- een lepeltje
Gevolg: zwaveldioxide en zwaveltrioxide.
Oxidatiereacties (zeker van):
S + O2 --> SO2
2S + 3O2--> 2SO3
2SO2 + O2 --> 2SO3(spontane overgang van SO2 naar SO3 )
Als extraatje hielden we wat H2O (water voor de slimmeriken) aan een pH-indicatorstick boven het zwaveltrioxide en door meting van pH kwamen we tot de conclusie dat het mengsel zwavelzuur was..
Reacties (volgens mij):
2H2O --> OH- + H3O+ (autoprotolyse van water)
SO3 + H3O+ + OH- --> H2SO4 + H2O (vorming van waterstofsulfaat)
Mijn vraag is nu kan ik hieruit besluiten dat:
1. niet-metaaloxide + 2H2O --> zuur + H2O
2. metaaloxide + 8H2O + O2 --> base + 4H3O + O2 --> base + 6H2O
(Of uiteraard veelvouden van H2O en O2 aangezien niet elke base en elk zuur hetzelfde aantal OH of H nodig heeft.)
Bij voorbaat dank.