Immunoglobulines

Moderator: ArcherBarry

Reageer
Berichten: 37

Immunoglobulines

Beste,

In de les zagen we onlangs de structuur van een Immunoglobuline, met de subunits,

lichte ketens en zware ketens, variabele en constante domeinen.

Je hebt dus verschillende klassen aan Immunoglobulines, zoals de IgG en igM.

Maar verder heb je ook subklassen zoals IgG1 en IgG2. In de cursus staat niet zo duidelijk uitgelegd wat het verschil nu is tussen 2 immunoglobulines behorend tot 1 zelfde subklasse..

Ik heb opgeschreven dat dit iets te maken heeft met het allotype, maar ik geraak er niet echt aan uit..

Verder bestaan er ook idiotypische verschillen tussen immunoglobulines, maar dit werd niet uitgelegd in de les en ik weet dus niet wat dit wil zeggen...

Zou iemand mij kunnen helpen?

Alvast bedankt!

Groetjes
Bijlagen
immunoglobulines.docx
(70.65 KiB) 169 keer gedownload

Gebruikersavatar
Berichten: 196

Re: Immunoglobulines

De bijlage is een beetje schematisch en niet heel erg gedetaileerd,, en het gaat nog een heel stuk dieper dan dat ik hier 1-2-3 kan posten.

Immunoglobulines zijn eiwitstructuren die opgebouwd zijn uit aminozuren. Vrijwel de gehele structuur is vrij uniform (de vaste ketens; Fc), op de twee uiteinden van de vertakkingen na (de antigeenbindingsplaatsen; hiermee bindt de IG aan het antigeen waartegen het geproduceerd is). De uiteinden, VL en VH op de afbeelding, zijn variabel. Deze variabele stukken (Fab) verschillen in aminozuuropbouw, waarbij de volgorde van de aminozuren afhankelijk is van het antigen waartegen de IG wordt gemaakt. Elke combinatie van aminozuren op het variabele deel levert een andere antigeenbindingsplaats op.

Afbeelding

De verschillen in subtypen (i.e. IgG1, IgG2, IgG3, IgG4) zit hem niet in het variabele gedeelte, maar juist in het constante (vaste) gedeelte. Ze verschillen van elkaar in de aminozuurvolgorde van een bepaald klein gedeelte van de gamma-keten, waardoor de ketens op een andere manier aan elkaar gebonden zijn door hun disulfidebindingen. Deze verschillen leiden vervolgens tot verschillende eigenschappen. Kort door de bocht kun je zeggen dat bij de subtypen van IgG uiteindelijk verschil kan worden gemaakt door variatie in hoeveelheid en vorm van de disulfidebindingen tussen de Fc-ketens.

Variatie in het Fab-gedeelte is hiermee leidend voor aan welk antigen de immunoglobuline bindt. Variatie in het Fc-gedeelte is hierbij bepalend voor het subtype immunoglobuline.

Reageer