Sommige dihybride kruisingen die Mendel uitvoerde betroffen kenmerken die bepaald werden door genen gelegen op hetzelfde chromosoom. Waarom kon Mendel toch besluiten dat deze genen onafhankelijk van elkaar sorteerden? Leg uit.
Antwoord:
Omdat mendel met allelen werkten die geen multiple allelen waren (waarbij eenzelfde fenotype meerdere genotypes heeft zoals vb. bij bloedgroepen Ao en AA).
Is mijn antwoord correct?
Alvast bedankt
Roelland
Great minds discuss ideas, small minds discuss people.
Dat klopt, maar onafhankelijke uitsortering levert ook recombinanten. Belangrijk is ook dat gekoppelde genen niet volgens een 9:3:3:1 verhouding uitsorteren.
Zoals je wel weet ontstaan recombinanten door een cross-over in de meiose. Als twee genen dicht bij elkaar liggen op het chromosoom, verwacht je dan meer crossing-overs (en dus meer recombinanten) dan wanneer deze ver uit elkaar liggen? M.a.w. wat is het effect van de afstand tussen genen op het aantal mogelijke cross-overs?
"Success is the ability to go from one failure to another with no loss of enthusiasm" - Winston Churchill
Niet gekoppelde genen leveren 50% recombinanten. Gekoppelde genen daarentegen geven aanleiding tot minder dan 50% recombinanten, de parentale klassen zijn m.a.w. oververtegenwoordigd.
Wanneer twee genen nu heel ver uit elkaar liggen is de kans op een even aantal cross-overs (geeft parentalen) gelijk aan de kans op een oneven aantal cross-overs (geeft recombinanten). Bijgevolg is de kans op recombinanten 50% en lijkt het alsof de genen niet gekoppeld zijn.
"Success is the ability to go from one failure to another with no loss of enthusiasm" - Winston Churchill
