Voor scheikunde moeten we bij ons roulerend practicum een aantal vragen maken. Nu kwam ik niet helemaal uit onderstaande vragen:
1. Waarom wordt het kookpunt van het zuivere oplosmiddel (chloroform) experimenteel bepaald en niet gewoon opgezocht?
2. Van de 25 mL chloroform die je gebruikt is een gedeelte als damp aanwezig tijdens de proef. de inhoud van de lege opstelling 150 mL is en overal is de temperatuur gelijk aan de temperatuur waarop chloroform kookt. Bereken hoeveel gram chloroform er als damp aanwezig was in je opstelling.
3. Schets een grafiek van het verloop van de temperatuur tegen de tijd als de druk 2x zo groot zou zijn als toen wij de proef uitgevoerd hebben.
Bij ons practicum hebben we het kookpunt van chloroform bepaald middels de opstelling uit de bijlage.
Bij vraag 2 dacht ik aan het gebruik van de algemene gaswet:
p * V = n * R * T
Daarop zou je dan moeten invullen:
P = ?
V = 0,15∙10-3 m3
N = ? moet je uitrekenen.
R= 8,314570 J x K-1 x mol-1(gasconstante)
T = Kooktemperatuur chloroform = 334,21 K
Maar ik weet de druk niet, dus welke methode kan ik dan gebruiken?
Bij vraag 3 vraag ik me af of een drukverhoging bij deze proef hetzelfde effect heeft als bij een snelkookpan: dat de kooktemperatuur stijgt als de drukt stijgt. Als dat zo is, hoe maak ik dat dan duidelijk in een grafiek?
Wie kan me helpen? Alvast heel erg bedankt!
