Voor ons scheikunde practicum krijgen wij in 6 vwo een CITO opdracht. Ik moet nu een bruistablet onderzoeken. Het practicum is op zich geen probleem, tot ik deze vraagstelling tegenkwam:
Een bruistablet moest worden opgelost in water. De volgende evenwichtsvergelijking werd gegeven:
HZ(aq) + H2O(l) ⇔ H3O+(aq) + Z– (aq)
Een verklaring waarom de oplossing doorzichtig was, was dat het grootste gedeelte (lees alle) HZ deeltjes omgevormd water tot Z- ionen. Het evenwicht lag dus zwaar naar rechts. We moesten deze theorie op twee manier bewijzen:
De makkelijke manier. Hiervoor kwamen we uiteindelijk uit op het gebruik van universeel indicator papier, wat volgens onze docent ook de bedoeling was.
De moeilijkere manier. We moesten een proef bedenken, waarop we dus konden aantonen dat er alleen maar Z-ionen in zaten. Jammer genoeg weet ik niet meer zo goed wat onze hulpmiddelen nu waren, maar volgens mij was het niets bijzonders (zwavelzuur etc)
Heeft iemand misschien een idee hoe ik dit zou kunnen aantonen?
Los van de vraag hoe je zoiets kunt aantonen, lijkt het me belangrijk dat je eens nadenkt of die verklaring überhaupt steek houdt.
Als bovenstaand evenwicht geldig is, en inderdaad "zwaar" rechts ligt, wat zegt dat dan over het zuur HZ?
Daarna is het goed om eens na te denken wat je nu eigenlijk met dat indicatorpapier aantoont. In ieder geval niet dat het zuur HZ nagenoeg volledig is gesplitst in ionen - tenzij je precies weet hoeveel van het zuur HZ je hebt opgelost.
Bedankt voor je reactie. Ik denk dat ze willen dat ik iets ga doen met scheikundige buffers. NaHCO3 is volgens mij een goede buffer. Als ik nu een base toe zou voegen aan mijn oplossing, is het dan niet zo dat de PH verandert (omhoog gaat)? En als er wel genoeg HZ deeltjes in de vloeistof waren, dit niet het geval zou zijn geweest door het evenwicht?