Wetenschapsforum

twee staven, die verticaal een bepaalde afstand uit elkaar geplaatst zijn.

ondersteunen een vierkante plaat. Beide staven bevinden zich op de centerlijn van de plaat.

als ik nu ergens willekeurige een kracht uitoefen op die plaat, hoe weet ik dan welk deel van het moment zal worden opgenomen door elke individuele staaf

(En je veronderstelt dat de staven de uitgeoefende kracht kunnen opnemen)

het is nogal vanzelfsprekend dat de dichtsbijzijnde staaf de meeste kracht gaat opnemen dan aangezien [delta]x kleiner is dan bij de tweede staaf

F=(k*|Q1|*|Q2|)/([delta]x)^2

Hoewel ik terzake niet echt deskundig ben kan ik met mijn technische boerenverstand wel bedenken dat de afmetingen er ook wel toe doen.

Als de plaat dun en dus relatief slap is zal het grootste moment worden opgenomen door de dichtstbijzijnde staaf.

Maar als de plaat dik en/of zeer stijf is zal het moment op beide staven praktisch gelijk zijn.

dat dacht ik ook wat jullie beide zeggen, maar hoe wordt het uitgeoefende moment verdeeld? en de plaat die gebruikt wordt is vervaardigd uit 'volkern' (hard papier)

@bibliotheek357: het kan zijn dat jij vermeld hoe ze zich verhouden, maar ik weet niet wat de symbolen voorstellen in de door u genoteerde forumule

Ik begrijp de vraag niet goed.

Ik ga er maar van uit dat je een vierkante plaat bedoeld, die aan beide kanten vastzit. ( een zeer stijve plaat)

Dan heb je volgens mij , als de kracht op de plaat naast de centerlijn ligt, behalve een buigend moment ook nog een wringend moment op beide bevestigingspunten.

Heeft je probleem soms iets met printplaatmateriaal te maken?