de dobber springt niet uit het water op, de waterspiegel is namelijk het maximum volgens mij, waardoor die evenwicht stand dus op 1,5cm onder het wateroppervlak ligt.
Als die evenwichtsstand 1,5 cm onder het wateroppervlak zou liggen, dan zou de dobber zich daar al bevinden voordat de vis eraan begon te trekken. Dus nee, die amplitude is wel degelijk 3 cm.
Ik denk dat we het systeem mogen beschouwen als een veer, en als die dobber een cilindervorm heeft, zelfs als een ideale veer, waarbij de (veer)kracht lineair afhangt van de extra diepte (cf. uitrekking) die de dobber krijgt. Want dan is de opwaartse kracht lineair afhankelijk van de diepte, die lineair afhangt van de massa verplaatst water. Als dat de voorwaarde is voor een harmonische trilling (er ontstaat een sinusvormig v/t grafiekje) komen we al verder. Hiervoor is in elk geval gegeven dat geen demping en dus geen weerstand optreedt, dus oppervlaktespanning etc speelt ook geen rol bij het terug naar boven veren van de dobber.
Dit (HT) zou dan niet kunnen voor een bolvormig dobbertje met zo'n dun stokje erin, want dan is de opwaartse kracht (vanwege de vorm van de dobber) niet recht evenredig met de onderdompelingsdiepte. Eenmaal het bolletje ondergetrokken is blijft de opwaartse kracht constant en maximaal, hoever de vis de dobber ook ondertrekt. En tijdens het ondertrekken verandert de opwaartse kracht ook niet lineair met de onderdompelingsdiepte.
Echter, massa (dichtheid) en vorm van de dobber zijn niet gegeven zodat volgens mij over de opwaartse kracht per cm onderdompeling (cf veerconstante) en dus over de periode geen zinnig woord te zeggen valt. Want een lichte dobber (geringe dichtheid) zal sneller terug opveren voor dezelfde opwaartse kracht. (kortere periode).