Waarde toevallige empirische gegevens:

Moderator: Rhiannon

Reageer
Berichten: 31

Waarde toevallige empirische gegevens:

Stel: in kranten e.d. staan ca. 5.000 verklaringen van mensen - ik zeg dus niet dat dat zo is! - waarvan de algemene lijn de volgende is:

Ze hebben, op verschillende plaatsen ter wereld, en op verschillende momenten in de nacht, een lichtgevend schotelvormig object door de lucht zien zweven. Het daalde verticaal neer op de grond. Het maakte daarbij geen geluid of wind. Er kwam een groen wezen uitzweven, met 4 ogen, 8 benen, 2 armen en 6 handen. Het wezen droeg een geel T-shirt met daarop in witte letters de tekst: ‘I don’t exist, believe (!!) me!’.

Het zijn dus gedetailleerde verklaringen.

Ten aanzien van deze verklaringen zijn allerlei hypothesen mogelijk, bijvoorbeeld:

1. Het gebeuren is ‘niet waar’, deze mensen liegen allemaal.

2. Idem, deze mensen hebben allemaal een hallucinatie gehad.

3. Idem, deze mensen hebben allemaal een slechte opmerkingsgave, of een slecht geheugen.

4. Het gebeuren is ‘waar’, en wordt veroorzaakt door NASA + Spielberg.

5. Idem, het betreft een buitenaardse beschaving.

Hoe moet tegen hypothesen als 1 t/m 3 worden aangekeken? Dus, wat is wetenschappelijk gezien de waarde van toevallig verkregen, niet actief (bijvoorbeeld in een laboratoriumsituatie) reproduceerbaar empirisch materiaal?

Extra gegevens:

Van die 5.000 verklaringen zijn er 3.500 van mensen die aangeven het gebeuren in hun eentje te hebben meegemaakt, 1.000 met 2 personen, en 500 met meer dan 2 personen.

Terzake van meer dan de helft van de verklaringen is dus niet sprake van aanvullend bewijs.

Van de bedoelde 1.000, dus 500 groepjes van 2 personen, is er in ongeveer de helft van de groepjes sprake van, dat de verklaringen over het waargenomene niet in alle details overeenstemmen: bijvoorbeeld 1 been meer, of 1 uitroepteken op het T-shirt minder. Hetzelfde geldt voor de groepjes die uit meer personen bestaan.

Meer gegevens kent deze case niet, er moet dus op basis van het voorgaande een oordeel gegeven worden over de waarschijnlijkheid van de hypothesen. Dat is dan een voorlopig oordeel, in afwachting van eventueel nader bewijsmateriaal.

Stelling: de volgorde van bovengenoemde hypothesen is, in oplopende mate van waarschijnlijkheid: 5, 1 t/m 3, en 4.

- Ad 4:

Het kan bijvoorbeeld best een soort ‘show’ zijn, ter gelegenheid van het wereldkundig maken van nieuwe technologische kennis. Deze hypothese blijft ‘over’ als zijnde in zijn essentie de meest waarschijnlijke.

- Ad 5:

Deze hypothese verdraagt zich niet met essentiële kennis (althans de stand van zaken) in bepaalde gebieden van de wetenschap (bijvoorbeeld de maximale lichtsnelheid).

- Ad 1 t/m 3:

Dat de verklaringen van deze 5.000 mensen ‘niet-ware gebeurtenissen’ betreffen, is zonder nader bewijsmateriaal een onjuiste conclusie. Zonder gegevens die generiek, in alle deelelementen tegelijkertijd, aan (het grootste deel van c.q. de meeste details van!) de verklaringen afbreuk zouden doen - i.c. zouden dat bijvoorbeeld gegevens inzake een complot kunnen zijn - kan niet de tegengestelde conclusie worden getrokken!

Dat de verklaringen niet telkens in alle details overeenstemmen, doet hieraan niet af. Statistisch gezien is er te vaak en teveel onderlinge overeenstemming tussen de verklaringen, om een van de hypothesen 1 t/m 3 voor logisch te houden.

De verklaringen zijn dus ‘waar’. Ze kunnen dus als onderlegger voor hypothese 4 en eventueel 5 worden gebruikt.

Reageer