Het volgende wil ik graag bewijzen, maar ik weet niet hoe ik moet beginnen.
Bewijs dat bij ieder drietal
vorm
Kan iemand mij helpen? Alvast heel erg bedankt!
Moderators: ArcherBarry, Fuzzwood
Maandag beginnen de lessen weer... [rr]Belachelijk TD!, ga eens studeren ofzo! In plaats van andere mensen voor te zijn...
Maar is deze manier dan niet goed? Deze manier lijkt me simpeler dan die andere.TD! schreef:Om het me wat gemakkelijker te maken zal ik als drietal (r,s,t) nemen en als coëfficiënten a,b,c. We hebben dan het voorschrift:
\(y = ax^2 + bx + c\)En we willen dat de volgende punten hierop liggen: (1,r), (2,s), (3,t).
We kunnen deze in het voorschrift invullen en krijgen zo drie vergelijkingen:
\(\left{ \begin{array}{l} r = a + b + c s = 4a + 2b + c t = 9a + 3b + c \end{array} \right.\)Dit zijn drie vergelijkingen in de onbekenden {a,b,c}. De vergelijkingen zijn lineair onafhankelijk (determinant is niet 0), dus het is oplosbaar en heeft een unieke oplossing.