vraag 1) Vanwaar in 'sterrenhemelsnaam die 2pVanuit 2 verschillende punten op Aarde kijkt men op hetzelfde tijdstip naar een ver verwijderde ster. Vanwege de enorme afstand tot die ster mag men de lijnen k en l evenwijdig beschouwen. (De ster is hier twee keer getekend, maar dat komt omdat deze op deze schaal anders niet getekend kan worden; daarvoor staat deze te ver weg.)
Het object waarvan we de afstand willen bepalen noemen we 'X'. Ook de afstand tot X in vergelijking met de afmetingen van de aarde is hier bewust veel te klein getekend. In werkelijkheid staat X verder weg (is de maan of een planeet bijvoorbeeld) en is de tophoek p dus veel kleiner dan hier in de tekening weergegeven.
De waarnemer in A bepaalt de hoek μ tussen de ster en het object. De waarnemer in B bepaalt de hoek β tussen dezelfde ster en het object. De tophoek van de driehoek ABX noemen we nu de parallaxhoek 'p'. Er geldt: p = μ - β
Omdat p zo klein is wordt p meestal gemeten in seconden. ( " ) één seconde is 1/3600e graad. 4° 3' 2" = 4 graden, 3 minuten, 2 seconden. (Ook wordt wel over 'boogseconde' gesproken). = 4,85 . 10-6 rad.
Omdat 2p (zie vraag 1))zeer klein is geldt:\( d(Aarde,X) = \frac{d(A,B)}{p}\)(Met p in radialen !) zie vraag 2)
De minimaal meetbare parallaxhoek is 0,01". De maximale afstand waarop 2 waarnemers op Aarde van elkaar af hun metingen kunnen verrichten is gelijk aan de diameter van de Aarde = 12760 km. Hiermee kunnen we berekenen (maak deze berekening ook zelf) dat deze parallaxmethode geschikt is voor afstanden tot 2,6.1011 km oftewel zon 0,028 lichtjaar.
vraag 2) Lees ik hier goed dat eigenlijk gezegd wordt dat de tangens van een heel kleine hoek gelijk is aan die hoek zelf in radialen??
want
Die groene kan volgens mij niet goed zijn, want ze hebben het in de tekst hierboven over een maximale afstand op aarde van 12760 km ofwel de aarddiameter.
vraag 4) waarom heten die hoeken resp p, μ
en β ?? "p" zal wel van parallaxhoek zijn, maar dit is de eerste keer van mijn leven dat ik een hoek μ tegenkom.