Moderator: physicalattraction
Kotje, lid geworden van een examencommissieEen skier daalt v.e. helliing van 30° met een constante snelheid van 15 m/s. Zijn massa is 80 kg. Hoeveel sneeuw smelt onder zijn skien per minuut als we aannemen dat al de wrijvingswarmte gebruikt wordt om de sneeuw te smelten.
?? Niet akkoord. Ik zie geen enkele leerling(enkele uitzonderingen daargelaten) van de middelbare school die vraag oplossen en het gaat niet alleen over de hoeveelheid gesmolten sneeuw dat is meen ik is nog het gemakkelijkst. De sneeuw begint aan 0°C en het water dat ervan komt is ook 0°C.De hoeveelheid energie uitrekenen heeft het niveau van eerste helft middelbare school. Hoe je met de gegeven gegevens dan vervolgens moet uitrekenen hoeveel sneeuw er smelt lijkt mij niet mogelijk.
Er is meen ik hier veel meer inzicht nodig dan de wet van behoud energie. Het is niet altijd als geen afgeleiden of geen integralen nodig zijn gemakkelijk.Op de middelbare school is het oplossen via een energiebalans de gewoonste zaak van de wereld.
Vroeger was ik dit wel. Maar nu en dan probeer ik een vraagstukje op te lossen voor mijn plezier. Niet dat ik zelfs voor de eenvoudige er altijd in slaag.Kotje, lid geworden van een examencommissie
in 1 s daalt de skiër 15·sin(30) m = 7,5 mNiet akkoord. Ik zie geen enkele leerling(enkele uitzonderingen daargelaten) van de middelbare school die vraag oplossen
Potentiele energie: \(E_p = m g h\)Er is meen ik hier veel meer inzicht nodig dan de wet van behoud energie.
Klopt, maar dit soort vragen had ik gewoon in mijn natuurkunde boek staan. Het zijn namelijk bij uitstek geschikte vraagstukjes om te laten zien hoe makkelijk je soms aan een antwoord kan komen met een energiebalans.Het is niet altijd als geen afgeleiden of geen integralen nodig zijn gemakkelijk.
Ik zie niet waarom deze moeilijker is. Goed beschouwd komt het op hetzelfde neer.kotje schreef:Ik had het opgelost met mgcos(60°) moet gelijk zijn wrijvingskracht want snelheid constant(1e wet Newton).
Dan formule vermogen P=mgcos(60°)x15 en A=Px60J. Dan ijs gesmolten A/340J/g=1.1 kg.
Ik geef toe mijn oplossing is moeilijker dan Jan van de Velde.
