In het woord factorstelling zit het woord factor (?). Een factor is deel van een product, bv ab (een product van de getallen a en b), dan zijn a en b de factoren.
De factorstelling wordt toegepast op functies, bv f(x)=x²-2x-3.
Als je nu voor x waarden kiest dan zal bij x=3 f(3)=0 blijken te zijn. Dan zegt de factorstelling dat f(x) geschreven kan worden in de vorm van factoren f(x)=(x-3)(...).
Je zal bij je opdracht dus functies moeten kunnen delen door factoren: de staartdeling.
Ga nu verder eens zoeken met Google en kom maar met vragen (eventueel).