Ik heb hem uitgelegd dat we - overeenkomstig de doelstellingen van Wetenschapsforum - alle informatie voor iedereen beschikbaar willen stellen en bijgevolg niet aan private hulpverlening doen. Daarom open ik voor hem deze topic om zijn vraag te beantwoorden.
Ik moet weten of deze stoffen polair of apolair zijn.
Ik denk dat 1 apolair is maar kan niet echt zeggen waarom. Ik weet dat h positief geladen is en N negatief.
Op wikipedia zeggen ze hetvolgende: Een polaire verbinding is een chemische verbinding waarin de elektronen zodanig verdeeld zijn, dat het centrum van de negatieve ladingen niet samenvalt met het centrum van de positieve ladingen.
Ik kan niet echt uit aan die uitleg.
Het tweede is volgens mij polair omdat (denk ik) je een mooie streep kan trekken in't midden van beide stoffen en zo een helft positief en een helft negatief hebt.
Wat is nu juist apolair en polair?
Om terug te komen op je vraag: ik weet niet op welk niveau je een antwoord verwacht, dus ik zal mijn uitleg vanaf de basis opbouwen.
Zoals je hopelijk wel weet, zijn elektronen de drijvende kracht achter de bindingen tussen atomen. Ieder atoom in zo'n binding heeft de neiging om de gemeenschappelijke elektronen die de binding vormen naar zich toe te trekken. Nu heeft elk element een waarde, de zgn. elektronegatieve waarde (EN), die een maat is voor hoe hard het atoom de gemeenschappelijke elektronen naar zich toetrekt. Hoe hoger die waarde, hoe harder het atoom aan de elektronen trekt.
Indien de atomen die een binding aangaan een elektronegatieve waarde hebben die ongeveer even groot is (iets exacter: wanneer het verschil tussen de elektronegatieve waarden kleiner is dan 1,6), trekken ze ongeveer even hard aan de gemeenschappelijke elektronen die de binding vormen en blijven deze elektronen ongeveer in het midden tussen deze atomen zitten: we spreken van een covalente binding.
Indien één van de atomen in de binding een elektronegatieve waarde heeft die veel groter is dan die van het andere atoom (wanneer het verschil tussen de elektronegatieve waarden groter is dan 1,6), dan trekt het sterkste atoom de gemeenschappelijke elektronen bijna helemaal naar zich toe: we spreken van een ionbinding.
Nu, in een binding krijgt het atoom met de kleinste elektronegatieve waarde (het 'zwakste' atoom) een positieve partiële lading, aangeduid als \(\delta+\). Het atoom met de grootste elektronegatieve waarde (het 'sterkste' atoom) krijgt een negatieve partiële lading (\(\delta-\)).
Met deze kennis in het achterhoofd kunnen we eens naar je eerste opgave gaan kijken, een ammoniakmolecule. In een tabellenboekje of op het internet kunnen we de elektronegatieve waarden van de twee elementen in deze verbinding (stikstof en waterstof) opzoeken:
- elektronegatieve waarde van stikstof: 3,04
- elektronegatieve waarde van waterstof: 2,2
[attachment=2369:elektron...iviteit1.png]
En nu komt de grote truc: we gaan de ladingsmiddelpunten bepalen. Om te beginnen het middelpunt van de negatieve ladingen (op de tekening hieronder in het rood). Dat is gemakkelijk, want alle negatieve ladingen liggen op het stikstofatoom. Het negatieve ladingsmiddelpunt (m.a.w. de negatieve pool) ligt dus ook op het stikstofatoom. Het positieve ladingsmiddelpunt, m.a.w. de positieve pool (op de tekening hieronder in het groen) ligt ongeveer op het middelste waterstofatoom:
[attachment=2370:elektron...iviteit2.png]
Zoals je ziet heeft deze molecule twee polen: een negatieve en een positieve. Het is dus een polaire molecule. Vergelijk dit met de uitleg van Wikipedia:
Het centrum van de negatieve ladingen (de rode bol) valt op de tekening hierboven niet samen met het centrum van de positieve ladingen (de groene bol): deze molecule is dus polair.Een polaire verbinding is een chemische verbinding waarin de elektronen zodanig verdeeld zijn, dat het centrum van de negatieve ladingen niet samenvalt met het centrum van de positieve ladingen.
Bij andere moleculen, bijvoorbeeld O2, trekken beide atomen even hard aan de elektronen en valt het centrum van de negatieve ladingen wel samen met het centrum van de positieve ladingen. Zo'n molecule heeft dus geen polen en is apolair.
Ik hoop dat je bovenstaande uitleg begrepen hebt. Indien niet, aarzel dan vooral niet om iets te vragen. Als je het begrijpt, dan zou de tweede opgave geen probleem mogen vormen.
PS: Ik hoop dat je nu ook begrijpt dat 'een mooie streep in het midden van de molecule' hier niets mee te maken heeft.
PPS: Kijk ook eens in deze topic voor een heldere uitleg over elektronegativiteit en polariteit.