Nou, alvast wat extra gezocht voor je op weg te helpen dan. Voel me wat schuldig voor dat dwaalspoor (was een misverstand eigenlijk), maar ik zal het goedmaken
Er geldt dus een 'algemeen regeltje' dat zegt:
Als bij deze reactie de reactieorde 1 zou zijn, dan zou de reactiesnelheid verdubbelen als ik de concentratie van A zou verdubbelen
maw:
\( s = k \cdot [A]\)
Als bij deze reactie de reactieorde 2 zou zijn, dan zou de reactiesnelheid verviervoudigen als ik de concentratie van A zou verdubbelen
maw:
\( s = k \cdot [A]^2^\)
Hier komt die orde dan bij kijken, en hier haal je dan je s uit. (dus voorlopig zat je met v, en niet met s).
Als je bijvoorbeeld situatie 3 en 5 gaat vergelijken, zie je dat je peroxodisulfaat op een gelijke concentratie wordt gehouden.
Je gaat het jodide-ion echter verdubbelen in concentratie.
Bereken de snelheid eens die je hier uitkomt (je S dus, waarvoor je een k-waarde nodig hebt).
Als het dus een reactie van de eerste orde is, zou de snelheid voor je
\(I^-\)
moeten verdubbelen, want verdubbeling concentratie = verdubbeling snelheid
Indien je reactie van de tweede orde is, zou je sneleheid moeten verviervoudigen, want verdubbeling concentratie =
\( 2^2\)
x je snelheid.
Door het vergelijken van deze verschillende snelheden, kan je dus een reactieorde achterhalen.
Hopelijk snap je wat ik hier bedoel.
Nogmaals excuses voor het dwaalspoor, maar ik had het experiment verkeerd begrepen.
lees ook
Dit linkje even door. Met het googlen op de stoffen in je reactie, kwam ik op deze proef uit. Het ziet er wat anders uit, maar het haalt de essentie van de verhouding concentratie-snelheid mooi boven.