Ik snap zowat alle theorie van impulsmoment en traagheidsmoment in mijn boek, maar toch snap ik de voorbeelden niet, en daarvoor dit vraagje:
Het impulsmoment
\(L\) t.o.v. de as [itrex]O[/itex] is
\(\vec{L_O} = \sum \limits_{i=1}^n m_i r_i^2 \omega \vec{e_z}\)
indien de drager van de kromtestraal
\(\vec{r_i}\) de x-as is, en de drager van de snelheidsvector
\(\vec{v_i} = \vec{r_i} \omega\) de y-as is, met
\(\vec{L_O} = I_O \omega \vec{e_z}\)
met
\(I_O\) het traagheidsmoment om de as O, en
\(I_O = \sum \limits_{i=1}^n m_i r_i^2\)
.
Dit snap ik allemaal. Maar dan geven ze een tabel met enkele traagheidsmomenten van enkele lichamen, en daar loopt het mis.
Als voorbeeld geef ik de 'berekening' (='t is maar 1 lijntje) van een staaf bijvoorbeeld.
Voor een staaf van lengte L en oppervlakte sectie A geldt:
\(m = \rho L A\)
en
\(I_x = I_y = \frac{1}{12}mL^2\)
Daarin bedoelen ze dat
\(I_x\)
bijvoorbeeld het traagheidmoment om de x-as is. Hoe ze tot de massa komen snap ik, maar hoe komen ze tot dat traagheidmoment?
Denis