Lang geleden dat ik hier nog eens gepost had, hierbij ben ik er dus weer. :eusa_whistle:
Het gaat over de volgende vraag:
Zij
(i) Toon aan dat V een Q-vectorruimte is, driedimensionaal is en geef een basis voor V.
Voor het eerste dacht ik het volgende:
Aangezien alle afbeeldingen, afbeeldingen zijn naar Q, erven zij de eigenschappen van de optelling in Q over, waarmee aan de voorwaarde van de Abelse groep voor de optelling voldaan wordt.
De vermenigvuldiging met scalairen van Q en de distributiviteit volgt volgens mij ook gewoon uit het feit dat de afbeeldingen naar Q zijn?
Vervolgens zit ik een beetje vast op het aantonen dat de vectorruimte als dimensie 3 heeft.
Ik ben zo stout geweest om even bij de korte oplossing te gaan spieken en daar staat iets dat ik niet meteen kan vatten:
Definieer voor iedere
Vervolgens zeggen ze dat
Mijn vraag is nu: Als je zo'n afbeelding definieert (en ik veronderstel dan dat die afbeeldingen afbeeldingen f kunnen zijn vanuit de opgave??) dan voldoen deze afbeeldingen toch niet aan de voorwaarde die eerder gesteld was?
Er zal door die Kronecker delta als i = j 1 uitkomen... i.p.v. 0 bij de voorwaarde??
Waarschijnlijk zie ik het wel helemaal fout, maar moest er iemand de juiste manier zien, laat het even weten. ](*,)
Vervolgens snap ik dan ook niet waarom de door hen gegeven basis een basis is voor V.
Groetjes
Overdruk