Het gaat bij draden sowieso om de omtrek maal de lengte. Ik neem aan dat de lengte van allen uiteindelijk hetzelfde is, dus moeten we nu enkel gaan om de omtrek.
1.
\(O_{tot} = n \cdot 2 \pi r = n \pi D = 1 \pi 1,7 = 5.34 mm\)
2.
\(O_{tot} = n \cdot \pi D = 25 \pi 0.4 = 31.4 mm\)
3.
\(O_{tot} = n \cdot \pi D = 40 \pi 0.2 = 25.13mm\)
Kortom: Optie twee zou je de meeste oppervlakte opleveren.
Zo te zien heeft koperdraad dat uit dunne draden bestaat wel bijna 5x meer oppervlakte dan de dikke. Dat is goed om te weten.
Ik had ook een test gedaan waarbij ik 1,75mm koperdraad plat sla met de hamer. Ik kom dan op ongeveer 0,8mm dik en 3mm breed. Dit is dan 2x(breedte+hoogte) = 7,6mm in plaats van 5,5mm oppervlakte. Dat is een stijging van 38 procent. Als ik dit ook zou toepassen op de dunnen draden (die nog makkelijker platter worden) dan heb ik nog meer oppervlakte.
