Toelatingsexamen geneeskunde
Moderators: ArcherBarry, Fuzzwood
-
- Berichten: 5
Toelatingsexamen geneeskunde
Vraag 1: Een populatie van dieren groeit exponentieel volgens de formule
N = 100 e^(0.1*t)
waarbij t in jaren uitgedrukt is; de starttijd is t = 0.
Welke van de volgende beweringen is niet juist ?
<A>: De groeisnelheid neemt lineair toe.
<B>: De groeisnelheid na 10 jaar is IOe.
<C>: De groeisnelheid na 5 jaar is e^(1/2) keer zo groot als op t = 0.
<D>: De groeisnelheid is evenredig met het aantal dieren.
Antwoord: A
Ik weet dat de groeisnelheid niet lineair toeneemt dus A is sowieso niet juist, maar B is toch ook niet juist? Bij t=10 zou N toch gelijk zijn 100e en de groeisnelheid dus niet 10e?
vraag 2: Beschouw een cylindrisch vat (zonder deksel) met gegeven volume V0 m3.
Als de oppervlakte van het vat minimaal is, welk verband is er dan tussen de
hoogte h (in m) van het vat en de straal r (in m) van het grondvlak ?
<A>: h = 0,75 r
<B>: h = r
<C>: h = 1,5 r
<D>: h=2r
Antwoord: B
Deze vraag weet ik maar niet op te lossen.
Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
De gemiddelde levensduur van de rode bloedcellen bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 120 dagen
<B>: 250 dagen
<C>: 1200 dagen
<D>: 3600 dagen
Antwoord: B
Heeft iemand hier een snelle manier voor want het rekenwerk vergde heel wat tijd...
Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
Het gemiddelde volume van één rode bloedcel bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 40 . 10^(-15) liter
<B>: 90 .10^(-15) liter
<C>: 180 . 10^(-15) liter
<D>: 0.4 . 10^(-12) liter
Antwoord: D
Oplosmethode?
De oppervlakte van de kleinste vlakke figuur die begrensd wordt door de
parabool f = 4x, de rechte y = 2x - 4 en de x-as bedraagt
<A>: 3
<B>: 5/2
<C>: 7/3
<D>: 4*2^(1/2)/3
Antwoord: C
Hier heb ik bepaalde integralen gebruikt. Meer bepaald de bepaalde integraal van f(x)-g(x) met als bovengrenzen 0 en 2, het antwoord was echter niet correct. Iemand een ander idee of is er gewoon een fout gebeurd in mijn uitwerking?
N = 100 e^(0.1*t)
waarbij t in jaren uitgedrukt is; de starttijd is t = 0.
Welke van de volgende beweringen is niet juist ?
<A>: De groeisnelheid neemt lineair toe.
<B>: De groeisnelheid na 10 jaar is IOe.
<C>: De groeisnelheid na 5 jaar is e^(1/2) keer zo groot als op t = 0.
<D>: De groeisnelheid is evenredig met het aantal dieren.
Antwoord: A
Ik weet dat de groeisnelheid niet lineair toeneemt dus A is sowieso niet juist, maar B is toch ook niet juist? Bij t=10 zou N toch gelijk zijn 100e en de groeisnelheid dus niet 10e?
vraag 2: Beschouw een cylindrisch vat (zonder deksel) met gegeven volume V0 m3.
Als de oppervlakte van het vat minimaal is, welk verband is er dan tussen de
hoogte h (in m) van het vat en de straal r (in m) van het grondvlak ?
<A>: h = 0,75 r
<B>: h = r
<C>: h = 1,5 r
<D>: h=2r
Antwoord: B
Deze vraag weet ik maar niet op te lossen.
Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
De gemiddelde levensduur van de rode bloedcellen bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 120 dagen
<B>: 250 dagen
<C>: 1200 dagen
<D>: 3600 dagen
Antwoord: B
Heeft iemand hier een snelle manier voor want het rekenwerk vergde heel wat tijd...
Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
Het gemiddelde volume van één rode bloedcel bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 40 . 10^(-15) liter
<B>: 90 .10^(-15) liter
<C>: 180 . 10^(-15) liter
<D>: 0.4 . 10^(-12) liter
Antwoord: D
Oplosmethode?
De oppervlakte van de kleinste vlakke figuur die begrensd wordt door de
parabool f = 4x, de rechte y = 2x - 4 en de x-as bedraagt
<A>: 3
<B>: 5/2
<C>: 7/3
<D>: 4*2^(1/2)/3
Antwoord: C
Hier heb ik bepaalde integralen gebruikt. Meer bepaald de bepaalde integraal van f(x)-g(x) met als bovengrenzen 0 en 2, het antwoord was echter niet correct. Iemand een ander idee of is er gewoon een fout gebeurd in mijn uitwerking?
-
- Berichten: 10
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Deze vragen heb ik ook gemaakt.. Deze vond ik vrij eenvoudig.vvs1992 schreef:Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
De gemiddelde levensduur van de rode bloedcellen bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 120 dagen
<B>: 250 dagen
<C>: 1200 dagen
<D>: 3600 dagen
Antwoord: B
Heeft iemand hier een snelle manier voor want het rekenwerk vergde heel wat tijd...
Een hypothetisch zoogdier heeft een bloedvolume van 240 liter. Eén liter bloed
bevat 0,54 liter rode bloedcellen. Eén mm3 (= 1 µl) bloed bevat 1,35 miljoen
rode bloedcellen. Per seconde worden 15 miljoen rode bloedcellen vervangen
door nieuw aangemaakte.
Het gemiddelde volume van één rode bloedcel bij dit zoogdier bedraagt
<A>: 40 . 10^(-15) liter
<B>: 90 .10^(-15) liter
<C>: 180 . 10^(-15) liter
<D>: 0.4 . 10^(-12) liter
Antwoord: D
Oplosmethode?
De eerste:
Je weet een hoop gegevens als je de vraag goed doorleest. Schrijf eerst alle gegeven getallen duidelijk voor je op:
- Aantal bloedcellen/microliter.
- Aantal liter bloed.
- Aantal cellen per seconde die vervangen worden.
Je rekent eerst uit hoeveel bloedcellen er totaal in al het bloed zitten, en vervolgens kun je uitrekenen hoelang het dan duurt voordat alle cellen vervangen zijn.
(Aan deze vraag heb ik ook wel ongeveer 5 à 10 minuten zitten tellen/rekenen, aangezien het niet met rekenmachine mag.)
De tweede: het volume van een bloedcel is de inhoud van een bloedcel. Je weet uit de beschijving een aantal dingen:
Je weet het volume van het totaal aantal bloedcellen (0,54L) in een bepaald volume (1L). Ook weet je het aantal rode bloedcellen (1,35 mln) per volume eenheid (1 microliter)
Met deze gegevens is de vraag door een snel rekensommetje op te lossen.
- Berichten: 6.905
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Dit onderwerp past beter in het huiswerkforum en is daarom verplaatst.
Het vel van de beer kunnen verkopen vraagt moeite tenzij deze dood voor je neervalt. Die kans is echter klein dus moeten we zelf moeite doen.
- Berichten: 581
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
de tweede kan als volgt:
Dit is een extremumprobleem dat je waarschijnlijk als toepassing van de afgeleides gezien hebt:
1-vooreerst merken we dat we 2 onbekenden hebben: h en r, dat is vervelend. Dus moeten we er 1 in functie van de andere uitdrukken;
2-Welk verband kennen we tussen h en r ? Het volume, want dat is gegeven. Bereken eerst het volume van de cilinder (opp.grondvlak maal hoogte)met in functie van h en r, stel dat gelijk aan het gegeven volume, en haal daar h uit in functie van r ; zo schiet er dus maar 1 onbekende meer over: r
3-Vervolgens moet je hetgeen minimaal moet zijn (hier is dat dus de totale oppervlakte) uitdrukken in functie van die onbekende (variabele) r : Je moet dus een formule zoeken voor de zijdelingse opp. van de cilinder, en die optellen bij de opp. van het grondvlak, dit alles enkel in functie van r (want h hadden we al uitgedrukt in functie van r).
Dit geeft een formule: totale oppervlakte = ...formule waar r als enige variable inkomt...(al de rest zijn gekende getallen: het gegeven volume,pi,...)
4-aangezien de totale opp. minimaal moet zijn moet je dus hiervan de afgeleide (afleiden naar de onbende r) gelijk aan 0 stellen. Weet je nog waarom?
Uit deze vergelijking kan je de r halen, dat is dus de straal waarbij de totale opp. minimaal is.
-Nu rest je enkel nog de h te berekenen die bij deze r hoort (gebruik hiervoor de formule uit stap 2), en het verband tussen de berekende h en r te vinden.
Lukt het hiermee?
Al deze stappen komen min of meer terug in elk extremumprobleem dat je kan voorgeschoteld krijgen; maar het basisprincipe blijft altijd hetzelfde:
een bepaalde waarde y (hier de tot.opp.) varieert (minimaal of maximaal) in functie van een variabele x (hier r), die uitdrukking moet je in een formule gieten: y=f(x) . (daarvoor moet je soms andere variabelen (hier h) ook nog uitdrukken in functie van die x.)
Als je dan y'=dy/dx = 0 stelt, dan kan je hieruit de x berekenen waarvoor y minimaal of maximaal is. Dat is dan je antwoord.
(Tenslotte nog wel even checken of y wel maximaal/minimaal is en niet andersom; het gebeurt soms dat er 2 waarden voor x zijn...)
Ik hoopo dat dit wat duidelijk is?
Dit is een extremumprobleem dat je waarschijnlijk als toepassing van de afgeleides gezien hebt:
1-vooreerst merken we dat we 2 onbekenden hebben: h en r, dat is vervelend. Dus moeten we er 1 in functie van de andere uitdrukken;
2-Welk verband kennen we tussen h en r ? Het volume, want dat is gegeven. Bereken eerst het volume van de cilinder (opp.grondvlak maal hoogte)met in functie van h en r, stel dat gelijk aan het gegeven volume, en haal daar h uit in functie van r ; zo schiet er dus maar 1 onbekende meer over: r
3-Vervolgens moet je hetgeen minimaal moet zijn (hier is dat dus de totale oppervlakte) uitdrukken in functie van die onbekende (variabele) r : Je moet dus een formule zoeken voor de zijdelingse opp. van de cilinder, en die optellen bij de opp. van het grondvlak, dit alles enkel in functie van r (want h hadden we al uitgedrukt in functie van r).
Dit geeft een formule: totale oppervlakte = ...formule waar r als enige variable inkomt...(al de rest zijn gekende getallen: het gegeven volume,pi,...)
4-aangezien de totale opp. minimaal moet zijn moet je dus hiervan de afgeleide (afleiden naar de onbende r) gelijk aan 0 stellen. Weet je nog waarom?
Uit deze vergelijking kan je de r halen, dat is dus de straal waarbij de totale opp. minimaal is.
-Nu rest je enkel nog de h te berekenen die bij deze r hoort (gebruik hiervoor de formule uit stap 2), en het verband tussen de berekende h en r te vinden.
Lukt het hiermee?
Al deze stappen komen min of meer terug in elk extremumprobleem dat je kan voorgeschoteld krijgen; maar het basisprincipe blijft altijd hetzelfde:
een bepaalde waarde y (hier de tot.opp.) varieert (minimaal of maximaal) in functie van een variabele x (hier r), die uitdrukking moet je in een formule gieten: y=f(x) . (daarvoor moet je soms andere variabelen (hier h) ook nog uitdrukken in functie van die x.)
Als je dan y'=dy/dx = 0 stelt, dan kan je hieruit de x berekenen waarvoor y minimaal of maximaal is. Dat is dan je antwoord.
(Tenslotte nog wel even checken of y wel maximaal/minimaal is en niet andersom; het gebeurt soms dat er 2 waarden voor x zijn...)
Ik hoopo dat dit wat duidelijk is?
---WAF!---
-
- Berichten: 1.116
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Vraag 1:
Wat is de afgeleide van
A. Is de afgeleide lineair?
B. Wat is de groeisnelheid (=afgeleide) op t=10?
C. En hoe groot is de groeisnelheid op t=5 t.o.v. t=0?
D. Wat is de verhouding tussen de groeisnelheid en het aantal dieren?
Vraag 2:
Zie Westy
Vraag 3:
- Hoeveel liter bloed hebben we?
- Hoeveel
- Hoeveel rode bloedcellen hebben we dus?
- In hoeveel welke fractie van het bloed zitten die rode bloedcellen?
- Hoeveel liter zijn dus al die rode bloedcellen bij elkaar?
- Wat is dus de inhoud van één rode bloedcel?
Wat is de afgeleide van
\(f(t) = 100e^{0.1t}\)
? Verborgen inhoud
A. Is de afgeleide lineair?
Verborgen inhoud
.B. Wat is de groeisnelheid (=afgeleide) op t=10?
Verborgen inhoud
C. En hoe groot is de groeisnelheid op t=5 t.o.v. t=0?
Verborgen inhoud
.D. Wat is de verhouding tussen de groeisnelheid en het aantal dieren?
Verborgen inhoud
. Zijn deze dus (lineair) evenredig? Verborgen inhoud
.Vraag 2:
Zie Westy
Vraag 3:
- Hoeveel liter bloed hebben we?
Verborgen inhoud
- Hoeveel
\(mm^3\)
is dat? Hoeveel rode bloedcellen hebben we dus? Verborgen inhoud
- Hoeveel rode bloedcellen hebben we dus?
Verborgen inhoud
- In hoeveel welke fractie van het bloed zitten die rode bloedcellen?
Verborgen inhoud
- Hoeveel liter zijn dus al die rode bloedcellen bij elkaar?
Verborgen inhoud
- Wat is dus de inhoud van één rode bloedcel?
Verborgen inhoud
-
- Berichten: 1.116
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Correctie:
Vraag 1 optie D moeten de verborgen inhouden wat anders zijn:
De eerste
Vraag 4:
Weet ik niet wat ik mee aanmoet, gezien
Inderdaad moet je eerst de twee functies van elkaar aftrekken (waarbij de kleinste van de grootste wordt afgetrokken in dat gebied. En deze moet je integreren en dan de grenzen invullen.
Vraag 1 optie D moeten de verborgen inhouden wat anders zijn:
De eerste
Verborgen inhoud
en de conclusie die in de tweede volgt is dan automatisch ook anders Verborgen inhoud
.Vraag 4:
Weet ik niet wat ik mee aanmoet, gezien
\(f(x) = 4x\)
helemaal geen parabool is.Inderdaad moet je eerst de twee functies van elkaar aftrekken (waarbij de kleinste van de grootste wordt afgetrokken in dat gebied. En deze moet je integreren en dan de grenzen invullen.
-
- Berichten: 5
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Vraag 4:
Weet ik niet wat ik mee aanmoet, gezien
Inderdaad moet je eerst de twee functies van elkaar aftrekken (waarbij de kleinste van de grootste wordt afgetrokken in dat gebied. En deze moet je integreren en dan de grenzen invullen.
[/quote]
Ja hier is een foutje gebeurd zie ik. Dit moet y^2=4x zijn.
Weet ik niet wat ik mee aanmoet, gezien
\(f(x) = 4x\)
helemaal geen parabool is.Inderdaad moet je eerst de twee functies van elkaar aftrekken (waarbij de kleinste van de grootste wordt afgetrokken in dat gebied. En deze moet je integreren en dan de grenzen invullen.
[/quote]
Ja hier is een foutje gebeurd zie ik. Dit moet y^2=4x zijn.
- Pluimdrager
- Berichten: 10.058
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Heb je (voor jezelf) een tekening gemaakt?
-
- Berichten: 5
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Heb je (voor jezelf) een tekening gemaakt?
Ja en we hebben zulke vragen ook al opgelost op school dus ik snap niet dat deze niet uitkomt. Normaal moet ik het/de snijpunt(en) van de 2 rechten berekenen en deze dan nemen als grenzen. Dit kwam uit op 0 en 2. Dan moet ik de bepaalde integraal nemen van de absolute waarde van f(x)-g(x) hier dus (4x)^(1/2)-2x+4 en dan gewoon uitrekenen. Dit kwam echter niet uit, dus vraag ik me af wat ik fout doe..
-
- Berichten: 1.116
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Is alsnog steeds geen parabool. Maar allez...Ja hier is een foutje gebeurd zie ik. Dit moet y^2=4x zijn.
Vraag 4:
- Hoe krijg je de notatie
\((y(x))^2 = 4x\)
in een notatie met \(y(x) = ...\)
? Verborgen inhoud
- Wat zijn de snijpunten?
Verborgen inhoud
- Berichten: 24.578
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Dat is de vergelijking van een parabool. Eentje die "ligt" in plaats van "staat"; maar een parabool hoor.Is alsnog steeds geen parabool. Maar allez...Ja hier is een foutje gebeurd zie ik. Dit moet y^2=4x zijn.
Het omschrijven naar y = f(x) is niet nodig; op jouw manier verlies je trouwens de helft van de parabool.
"Malgré moi, l'infini me tourmente." (Alfred de Musset)
-
- Berichten: 1.116
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
En hoe moet de TS hem dan integreren om de oppervlakte onder de grafiek te berekenen?Het omschrijven naar y = f(x) is niet nodig; op jouw manier verlies je trouwens de helft van de parabool.
Overigens weet ik niet hoe ze aan de antwoorden komen. Ik kom namelijk zelf op
\(\frac{11}{3}\)
uit voor vraag 4.- Berichten: 24.578
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Je kan het zo doen (dan moet je nog steeds de twee wortelfuncties gebruiken, met die ene kom je er niet), maar het is omslachtiger dan nodig. Het integreren in de y-richting heeft als voordeel dat je het niet moet omschrijven, dat je het integreren van wortelvormen vermijdt en (vooral) dat je het in één integraal kan doen (in plaats van opsplitsen in twee).
Maar vooraleer daar dieper op in te gaan, zou ik liever wachten zodat de vragensteller kan bijbenen want anders wordt het hier een boeltje.
Maar vooraleer daar dieper op in te gaan, zou ik liever wachten zodat de vragensteller kan bijbenen want anders wordt het hier een boeltje.
"Malgré moi, l'infini me tourmente." (Alfred de Musset)
- Pluimdrager
- Berichten: 10.058
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Hoe ziet je grafiek eruit?Heb je (voor jezelf) een tekening gemaakt?
Kan je beschrijven om welke opp het gaat?
Het antwoord op deze vragen bepaalt hoe je dit moet berekenen.
-
- Berichten: 5
Re: Toelatingsexamen geneeskunde
Ik ben bij hoor. Enkel vraag 2 en de betreffende laatste vraag nog niet duidelijk. Laat maar horen dusTD schreef:Je kan het zo doen (dan moet je nog steeds de twee wortelfuncties gebruiken, met die ene kom je er niet), maar het is omslachtiger dan nodig. Het integreren in de y-richting heeft als voordeel dat je het niet moet omschrijven, dat je het integreren van wortelvormen vermijdt en (vooral) dat je het in één integraal kan doen (in plaats van opsplitsen in twee).
Maar vooraleer daar dieper op in te gaan, zou ik liever wachten zodat de vragensteller kan bijbenen want anders wordt het hier een boeltje.