Wij hebben het volgende practicum uitgevoerd
2.Schenk wat van oplossing B in een schoon en droog bekerglas en pipetteer hiervan 10,0 ml in een erlenmeyer van 250 ml. Gebruik niet zonder meer dezelfde pipet als bij onderdeel 1.
3.Als indicator gebruik je methyloranje. Maak twee referentiebuizen met deze indicator.
4.Voeg methyloranje toe aan de titreeroplossing.
5.Spoel een buret voor met een oplossing van HCl met een bekende sterkte.
Deze molariteit is 0,0995 mol/l
6.Titreer met de HCl oplossing.
Eindstand 1,35 ml eindstand 2,65 ml
Beginstand 0,00 ml eindstand 1,35 ml
Verbruikt 1,35 ml verbruikt 1,30 ml
Gemiddeld verbruik 1,33 ml
Over dit practicum moeten we de volgende vragen beantwoorden.
Vragen:
1.Hoeveel mol H+ heb je gebruikt?
Molariteit zoutzuur: 0,0995 mol/l
Gemiddeld 1,33 ml HCl verbruikt dus 0,00133 x 0,0995= 1,3x10-4 mol HCl
1,3x10-4/1,008= 1,29x10-4 mol H+
2.Bereken de molariteit van oplossing B.
3. *Bereken de molariteit van oplossing A.
*Bereken de molariteit van de onverdunde huishoudammonia
Hoeveel massa% NH3 bevindt zich in de oorspronkelijke oplossing als gegeven is dat de dichtheid van de geconcentreerde NH3 0,91 kg/dm3 is.
Alvast hartstikke bedankt!