Het is niet zo dat om te onderzoeken of twee uitdrukkingen gelijk zijn,
het voldoende is naar de tweedemachten, te kijken!
voorbeeld
om te onderzoeken of
3 = -3
moet je dus niet schrijven : ze zijn gelijk want (-3)^2 = 3^2
------------------------------------------
\( \sqrt{a^2} = a\)
als a niet negatief is.
\( \sqrt{a^2} = -a\)
als a negatief is.
controleer dit ook eens met enkele voorbeelden
--------------------------------
Pas dit dan toe op
\( \sqrt{(3x+15)^2 }\)
Met andere woorden wanneer is
\( \sqrt{(3x+15)^2} = (3x+15) \)
Het eindig getal π verenigt het eindige met het transcendente.
De eindige cirkel bereikt het oneindige in zijn isotrope punten.