Ik heb de oplossing in mijn handboek, maar ik versta het niet helemaal.
In mijn handboek staat de volgende voorbeeldoefening:
Ook 6s2 versta ik: dit is het zesde (zesde rij) s-orbitaal en daar kunnen slechts 2 elektronen op voorkomen (up- en down- spin)
Maar die 4f14 daar loop ik vast. Ik weet dat die f-orbitaal afkomstig is van de elementen 58 tot 71 en 90 tot 103, dit zijn telkens veertien elementen vandaar de exponent 14, maar waar duidt de coëfficiënt 4 op?
Hetzelfde probleem heb ik bij de d-orbitaal: wat drukt die 5 uit?
Wie kan me dit uitleggen?