Voor scheikunde heb ik een aantal practica moeten doen maar nu moet ik alle vragen nog uitrekenen maar hier loop ik op vast.
proef 1:
Bepaling van de concentratie zoutzuur met natronloog d.m.v. wegend titreren.
Beschrijving: We hebben 2 spuitjes, een met zoutzuur de ander met natronloog, deze hebben we gewogen.
zoutzuur: 17.70 ml/g natronloog: 17.75 ml/g
Eerst 3-4 deel van het zoutzuur in een erlenmeyer gedaan daarna enkele druppels BTB en dan natronloog erbij spuiten zodat er een kleuromslag plaats vindt. En dan de beide spuitjes weer wegen, zoutzuur: 9.14 g/ml natronloog: 8.15 g/ml
Berekening:
boven de proef staat trouwens het volgende: WE gaan ervan uit dat de dichtheid van de gebruikte oplossingen 1.000 g/ml is. Dus je kan de grammen gelijk stellen aan de ml.
17.70-9.14= 8.56 ml/g zoutzuur
17.75-8.15 = 9.60 ml/g natronloog
gegeven: de molariteit van natronloog nl: 0.1037 M
nu dacht ik dus dit:
Code: Selecteer alles
L
1
9.6 x 10^-3
mol natronloog 0.1037
?
Hier komt uit: 9.96x 10^-4 mol natronloog
Verhouding: 1:1 want H+ + OH- --> H2O (l)
Code: Selecteer alles
L
1
8.56x10^-3
mol zoutzuur ?
9.96x10^-4
hier komt uit 1.16x 10^-7 M , dit zou dus de molariteit van zourzuur moeten zijn maar mijn vraag is nu dus, doe ik iets fout want dit lijkt me wel een heel klein getal...
Die L, en mol zoutzuur moeten trouwens in een kruistabel staan, maar dat gaat hiermee helaas niet, ik hoop dat iemand het toch begrijpt!