[wiskunde] Functies + Vergelijkingen = Herkennen + benoemen + maken

Moderators: ArcherBarry, Fuzzwood

Reageer
Gebruikersavatar
Berichten: 98

Functies + Vergelijkingen = Herkennen + benoemen + maken

Hallo

Een groothandel wil van 200 blikjes groente en 150 blikjes vlees twee soorten noodrantsoenen samenstellen:

- soort A bevat twee blikjes groente en drie blikjes vlees;

- soort B bevat vier blikjes groente en één blikje vlees.

X is het aantal rantsoenen van soort A en y dat van soort B

Stel een stelsel vergelijkingen op waarmee je kunt uitrekenen hoeveel rantsoenen van soort A en van soort B de groothandel kan samenstellen.

Hoe? Wat? Er zit een verband tussen de tekst. Je hebt 200 blikjes groente en 150 blikjes vlees. Je kunt daar zoveel 'noodrantsoenen' van soort A uit krijgen. Dito voor soort B. Alleen hoe breng je dat in context?

Nu over het domein en bereik:

Wat is het domein van: f(x) = √0.5x + 2

Hoe moet ik het daaruit halen? Het domein van een functie bestaat uit alle x-waarden waarvoor die functie betekenis heeft. Bedoelen ze dan alle positieve getallen? Vanwege de wortel? Dit is trouwens de hele vraag

Gebruikersavatar
Pluimdrager
Berichten: 10.058

Re: Functies + Vergelijkingen = Herkennen + benoemen + maken

Redfield schreef: zo 28 okt 2012, 11:17
Nu over het domein en bereik:

Wat is het domein van: f(x) = √0.5x + 2

Hoe moet ik het daaruit halen? Het domein van een functie bestaat uit alle x-waarden waarvoor die functie betekenis heeft. Bedoelen ze dan alle positieve getallen? Vanwege de wortel? Dit is trouwens de hele vraag
Staat er:
\(f(x)=\sqrt{\frac x 2 }+2\)
Zo ja,
Bedoelen ze dan alle positieve getallen? Vanwege de wortel?
Prima, maar x=0 doet ook mee ...

Je kan beter per post één opgave geven

Gebruikersavatar
Pluimdrager
Berichten: 10.058

Re: Functies + Vergelijkingen = Herkennen + benoemen + maken

Redfield schreef: zo 28 okt 2012, 11:17
Hallo

Een groothandel wil van 200 blikjes groente en 150 blikjes vlees twee soorten noodrantsoenen samenstellen:

- soort A bevat twee blikjes groente en drie blikjes vlees;

- soort B bevat vier blikjes groente en één blikje vlees.

X is het aantal rantsoenen van soort A en y dat van soort B

Stel een stelsel vergelijkingen op waarmee je kunt uitrekenen hoeveel rantsoenen van soort A en van soort B de groothandel kan samenstellen.

Hoe? Wat? Er zit een verband tussen de tekst. Je hebt 200 blikjes groente en 150 blikjes vlees. Je kunt daar zoveel 'noodrantsoenen' van soort A uit krijgen. Dito voor soort B. Alleen hoe breng je dat in context?
Neem eens 5 rantsoenen A en 7 van B. Dus x=5 en y=7, hoeveel blikjes groente en vlees zitten daar in.

Ga niet rekenen, maar laat 5 en 7 als getallen staan ...

Reageer