Bewijs:
We kunnen meteen al het geval waarbij F = ∅ buiten beschouwing laten want daarvoor is de propositie trivialerwijze voldaan.
We geven een bewijs uit het ongerijmde. Veronderstel dat #G < #F. Merk op dat het geval waarbij #F = 1 onmiddellijk kan afgehandeld worden. Immer dan zou G = ∅ en omdat G voortbrengend is, zou V = {0}. Daarom moet ook F = {0} maar dit is strijdig vermits {0} geen vrij deel is. Veronderstel dus dat G = {v1, v2, ..., vm} met m ≥ 1. Kies n verschillende vectoren uit F met n > m (bv. n = m + 1) en noem ze e1, e2, ..., en. We tonen aan dat F niet vrij kan zijn. Daarvoor volstaat het te argumenteren dat er A1, ..., An ∈ R bestaan, niet allen nu, zo dat
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Vermits G voortbrengend is kunnen we elk element van F schrijven als lineaire combinatie van de elementen van G. Dit betekent dat er een (n x m)-matrix A = (ai,j) bestaat zo dat voor alle i = 1, ..., n geldt dat
Bijgevolg is
Als we Ai's willen vinden die aan (1) voldoen, dan volstaat het dat we Ai's vinden die voldoen aan
Dit betekent dat (A1, A2, ..., An) oplossing moet zijn van het stelsel
At
At heeft m rijen. Daarom is rang(A) ≤ m < n. Het aantal vrijheidsgraden in de oplossing van het stelsel is dus n - rang(A) ≥ n - m ≥ 1. Bijgevolg heeft het stelsel niet-nul oplossing en daarom is F niet vrij."
Tot aan de ----- snap ik het bewijs volledig, maar vanaf dan ben ik op sommige vlakken niet mee. Is er iemand die mij hier wat meer uitleg over kan/wil geven ?