Op een examenvoorbeeld stelt men de vraag om de pH te berekenen van 100 ml 0,10 M NaIO. Ik vrees dat ik er een knoeiboel van gemaakt heb. gegeven: Kz HIO= 1,8 *10^-11
Zout? zwak?
NaIO ----(water)-----> Na+ + IO-
Volgend evenwicht wordt bekomen:
IO- + H2O <-------> HIO + OH-
HIO + H2O <--------> H2IO + OH-
[Zout]0pl = 0,10 M
Kz = 1,8 * 10^-11
[H3O+] √1,8*10^-11 * 0,10
-log (1,34 * 10^-6)
=pH = 5,8
Volgens hoe ik begonnen was, zou ik de Kb nodig hebben ipv de Kz. Maar de Kz werd 'gegeven', dan zou ik in mijn reactie dan H3O+ moeten uitkomen ipv OH-. Als ik H3O+ ingeef, dan heb ik langs de linkerkant te weinig H.
Je moet inderdaad met de Kb verderreken. NaIO is een zwakke base, en voor het bepalen van de pH van een sterke base is de Kb noodzakelijk. De Kb kun je uit de Kz bepalen, wetende dat:
Je gaat rekenen met de Kz , maar je moet rekenen met de Kb.Hierbij evenwicht opstellen waarbij de IO- een reactie aangaat met water, waarbij OH- vrijkomt. Doe dat eerst.
De [OH-] moet je berekenen. Vervolgens levert -log [OH-] de pOH op. Hieruit kun je de pH berekenen.