Het filmpje leek mij toch juist fylosofisch bevredigend, met name vanaf ongeveer 2min.10
"Daar waar je een lijn hebt die '1 naar rechts, drie omhoog gaat' is de richtingscoëfficiënt per definitie
\(\frac{3}{1}\)
Een lijn die daar loodrecht op staat heeft dan vanzelfsprekend 'per 3 naar rechts' hetzelfde aantal verschil in
\(y\)
als de voorgaande in
\(x\)
maar dan
omlaag. Ofwel 'per 1 naar rechts en drie omhoog' betekent voor de loodrechte lijn daarop logischerwijs 'per drie naar rechts 1 omlaag' Ofwel: voor een lijn met richtingscoëfficiënt
\(\frac{3}{1}\)
word de richtingscoëfficiënt voor de lijn die daar loodrecht op staat
\(\frac{1}{-3}\)
ofwel -
\(\frac{1}{3}\)
En is dus de negatieve inverse van de oorspronkelijke richtingscoëfficiënt. "
Zo lijkt het mij afdoende en waterdicht verklaard dat de negatieve inverse van een richtingscoëfficiënt een loodrechte lijn daarop betreft.
Nu is het niet mijn bedoeling eigenwijs te zijn, dus: zie ik dit fout?
Hoeveel 'dieper' kan men hierin dan gaan?
Th.B schreef: ↑zo 14 jul 2013, 19:29
Trouwens, over je eerste post: de startgetallen van de vergelijkingen van de rechten hoeven natuurlijk niet per se hetzelfde te zijn.
Dat was mij al duidelijk. Deze heb ik ten behoeve van de eenvoud zo gekozen.
Maar evengoed bedankt voor deze toelichting