[natuurkunde] practicumverslagen elektriciteit

lisameijer

Hallo,

Ik heb dringend hulp nodig bij twee verslagen over elektriciteit. Mochten deze niet optijd worden ingeleverd ga ik waarschijnijk niet over, dus voor hulp zou ik eeuwig dankbaar zijn

Het is op 4Havo niveau en het ene gaat over elektriciteit en menselijk lichaam en het andere over hoe je met bepaalde waardes weerstand, stroom, spanning etc kunt uitrekenen.

Als iemand mij wil helpen dan hoor ik het graag! Dan leg ik de verdere opdrachten uit.

Groetjes

Benm

Er is vast wel iemand die wil helpen, dus ik zou gewoon de vraag hier posten en wachten op antwoord

lisameijer

-          Bouw de onderste schakeling (R_{1 =}20Ω, R₂= 30Ω)

-          Meet de weerstandswaarde van de weerstanden m.b.v. de Fluke multimeter.
R₁ = 19,6Ω , R₂ = 30,2Ω
-          Meet de stroom en de spanning over beide weerstanden en bepaal hiermee de weerstandswaarde van beide weerstanden.
R₁ = 0,17A , R₁ = 3,84V , R₂= 1,30A , R₂= 5,84V
R₁+R₂= 0,17A+1,30A= 1,47A
-          Bepaal het vermogen van beide weerstanden.

Hier gaat het om de laatste vraag dus bepaal vermogen

-          Bouw de onderstaande schakeling. (R₁ = 30Ω, R₂=60Ω)

-          Meet de weerstandswaarde van de gebruikte weerstanden na.
R₁=20,8Ω , R₂=30,6Ω
-          Bepaal de vervangingsweerstand van de schakeling.
-          Meet de spanning over de weerstanden en bepaal hieruit het vermogen van iedere weerstand in de schakeling.

Hier gaat het om de twee laatste vragen

-         Bouw de onderstaande schakeling na.

-          Meet de weerstandswaarde van het gloeilampje.
R= 3.33Ω
-          Meet van de spanning en stroomsterkte van het gloeilampje (voor de U/I karakteristiek). Varieer de spanning tussen de 0,0V en de 1,0V, met een stapgrootte van ca. 0,2V. En daarna varieer de spanning tussen de 1,0V en 6,0V met een stapgrootte van 1,0V. Bepaal zelf hoe de stroom en/of spanning gemeten kan worden van de twee verschillende componenten.
U (V)
I (A)
0.00
0.000
0.20
0.018
0.40
0.024
0.60
0.028
0.80
0.030
1.00
0.032
2.00
0.046
3.00
0.050
4.00
0.070
5.00
0.081
6.00
0.096

-          Zet in een grafiek de gemeten spanning uit tegen de stroom voor beide componenten. En bepaal hieruit de coëfficiënt R, komt deze overeen met de gemeten waarde? Waarom wel of niet?
-          Bepaal de geleidbaarheid en het vermogen van het gloeilampje bij de gemeten waarden en zet deze uit in een tabel. Maar hierna hier een grafiek (P,G-Grafiek) van deze waarden en verklaar wat je waarneemt.

En hier gwn de lege vragen.

Ik hoop dat iemand me zou kunnen helpen!

Bij de tabel is wel iets mis gegaan hahha.Ik probeer het nog eens

U (V)-I (A)
0.00-0.00
0.20-0.018
0.40-0.024
0.60 -0.028
0.80- 0.030
1.00- 0.032
2.00- 0.046
3.00- 0.050
4.00- 0.070
5.00 - 0.081
6.00 -0.096

Benm

Er lijken hier de nodige afbeeldingen te ontbreken...

lisameijer

Benm schreef: Er lijken hier de nodige afbeeldingen te ontbreken...

Ik was een hele lange tijd ziek wegens omstandigheden. Daarom heb ik een groot gedeelte gemist. Zou iemand er een beetje logische getallen in willen zetten zodat het nog een beetje bij de realiteit zou komen dan? En er zijn toch een paar vragen waarbij de informatie voldoende is of helemaal niet?

lisameijer

Ik hoop echt heel graag dat iemand deze ochtend de antwoorden zou weten, want m'n tijd tikt

EvilBro

Bouw de onderste schakeling (R1 = 20Ω, R2 = 30Ω)

Wat is de schakeling?

- Meet de stroom en de spanning over beide weerstanden en bepaal hiermee de weerstandswaarde van beide weerstanden.

R1 = 0,17A , R1 = 3,84V , R2= 1,30A , R2= 5,84V

R1+R2= 0,17A+1,30A= 1,47A

Gebruik V of U voor spanningen en I voor stromen. R is voor weerstand, dus:
De spanning over weerstand R1 is

\(U_{R_1} = 3.84 V\)

.
De stroom door weerstand R2 is

\(I_{R_1} = 0.17 A\)

Met de wet van Ohm kun je uitrekenen wat de weerstand is van een element.

\(R = \frac{U}{I}\)

Voor weerstand R1 zou dus gelden:

\(R = \frac{3.84}{0.17} = 22.6 \Omega\)

Als je nu hetzelfde zou doen voor weerstand R2 dan vind je:

\(\frac{5.84}{1.3} = 4.49 \Omega\)

Dat komt niet in de buurt van de 30 Ohm die je hebt gemeten met de multimeter. Ik vermoed dat je hier iets verkeerd hebt opgeschreven of dat je iets verkeerd hebt gemeten. Zonder schema van de schakeling is het echter niet te bepalen waar de fout zou kunnen zitten. Ik verwacht dat dit een parallelschakeling gaat worden en dat 5.84 eigenlijk 3.84 moet zijn, en dat 1.30 eigenlijk 0.13 moet zijn (1.3 A is nogal veel).

- Bepaal het vermogen van beide weerstanden.

Vermogen is spanning maal stroom:

\(P = U \cdot I\)

Vul deze formule in voor elk van de weerstanden.

- Bouw de onderstaande schakeling. (R1 = 30Ω, R2 =60Ω)

Wederom: Telepathie is niet ons ding.

- Meet de weerstandswaarde van de gebruikte weerstanden na.

R1=20,8Ω , R2=30,6Ω

Vergelijk deze waarden eens met de opgegeven waarden van 30 en 60 Ohm...

Jan van de Velde

Opmerking moderator

Dit onderwerp past beter in het huiswerkforum en is daarom verplaatst.

Wetenschapsforum

Laatste berichten

Nieuwsberichten

[natuurkunde] practicumverslagen elektriciteit

practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit

Re: practicumverslagen elektriciteit