Opmerking moderator
Een proton is in de natuur een extreem stabiel deeltje met een halfwaardetijd van 1029 jaar. (Wat dus betekend dat elk proton dat na de oerknal ontstond en geen slachtoffer werd van gebeurtenissen zoals verdwijnen in een zwart gat nog steeds bestaat) Zelfs onder condities die je alleen in het centrum van een ster vindt (in de zon is dat 15 miljoen K en een druk van 2,5.1011 bar blijft het proton heel en fuseert het zelfs van H naar He). Maar zelfs als je een proton zou 'breken' (wat dus gebeurt in de LHC) krijg je geen pure energie maar breekt het op in verschillende andere deeltjes plus energie. Dit komt o.a. omdat samengestelde deeltjes niet perse uit 3 quarks hoeven te bestaan. Dus als de drie quarks van het proton uiteen breken is de kans zeer groot dat twee van die drie een nieuw deeltje vormen. (Ik vertelde al eerder dat quarks altijd de neiging hebben naar elkaar toe te gaan en dat die sterkte juist toeneemt met een grotere afstand).
Massa kan nooit 100% omgezet worden in energie. Dat komt omdat de wet op behoud van energie ook geldt voor massa. Er komt dus altijd energie (fotonen dus) plus minimaal één ander deeltje vrij. De enige uitzondering hierop is als een deeltje zijn anti-deeltje ontmoet. In het geval van een elektron en het positron veranderen de twee in twee fotonen die het energie equivalent meevoeren van het elektron en positron.
Een muon heeft vergelijkbare eigenschappen met het elektron voor wat betreft lading en spin. Maar omdat het ruim 200 maal zwaarder is versneld het minder gauw in een magnetisch veld en vertraagd het ook minder daarna zodat een muon dieper in materie kan verdwijnen dan een elektron. Bovendien heeft het een halfwaardetijd van slechts 2,2 microseconde. Als het uiteenvalt krijg je minstens een elektron en twee neutrino's.