Wetenschapsforum

Hallo,

Ik ben een student aan de Hanze Hogeschool in Groningen. Studie: Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek.

Wij hebben een opdracht gekregen voor immunolgie (zie ook bijlage)

Zouden jullie hier voor ons antwoorden op hebben?

Vriendelijke groeten, Peter Posma

Opdracht 3: Susan Vanderveer

Meneer en mevrouw van der Veer wonen in Hudson Valley in Amerika Zij zijn afstammelingen van Nederlandse immigranten, die naar die streek waren gekomen in het midden van de 17e eeuw. Meneer en mevrouw Vanderveer zijn verre familie van elkaar. Ze hebben 5 kinderen. De jongste, Susan, is 10 maanden, als ze ziek wordt. In het begin lijkt het op een griepje maar na twee weken loopt de koorts op tot 410 C en wordt ze erg sloom. Als ze stuipen krijgt, belt de moeder het ziekenhuis. De ambulance komt, maar op weg naar het ziekenhuis overlijdt Susan. Post-mortem wordt de bacterie Haemophilus influenzae type B (Hib) gekweekt uit de keel en uit hersenvocht. Bij autopsie blijkt, dat Susan geen milt had.

Het drie jaar oude zusje van Susan, Betsy, wordt vlak erna ook ziek. Ze krijgt koorts (38.90 C) en klaagt over oorpijn. De ouders gaan meteen met haar naar de dokter. Ze heeft 28.500 witte bloedcellen/l-1. Uit kweken van haar neus en bloed wordt ook Haemophilus influenzae gekweekt. Betsy wordt opgenomen in het ziekenhuis en krijgt intraveneus antibiotica gedurende 10 dagen. De kweken zijn na die 10 dagen negatief en ze kan weer gezond naar huis. In de jaren erna volgen nog een aantal antibioticakuren vanwege een longontsteking en enkele oorontstekingen. Men besluit verder (immunologisch) onderzoek te doen.

De andere drie kinderen zijn goed gezond. Alle kinderen zijn volgens het schema gevaccineerd (Hib vaccinatie was destijds nog niet in het schema opgenomen). De vaccinaties (subcutaan of intramusculair) zijn normaal verlopen bij alle kinderen.

Bij alle kinderen wordt de antilichaamtiter tegen difterie bepaald, die is normaal bij alle vier, ook bij Betsy. Echter, als Betsy intraveneus wordt ingespoten met schapen rode bloedcellen, reageert ze daar niet op, terwijl de drie gezonde kinderen daar wél een hoge antilichaamtiter tegen maken. Vervolgens worden alle kinderen en de ouders met Au198 (colloïdaal goud) ingespoten. Op de scan, die 15 minuten later wordt genomen, is bij iedereen de lever en de milt goed zichtbaar, behalve bij Betsy, die geen milt blijkt te hebben.

a. Waarom hebben kinderen zonder milt meer kans op een infectie met H. influenzae?(3p)

b. Haemophilus betekent letterlijk, dat de bacterie van bloed houdt, hij groeit goed op chocolade agar.(gemaakt m.b.v. bloed). Men zegt ook, dat hij X-factor en V-factor nodig heeft. Wat zijn dat voor factoren? (4p)

c. Wat vind je van het aantal witte bloedcellen van Betsy ten tijde van de H. influenzae infectie? Hoe verklaar je dat? (4p)

d. Waarom reageert Betsy wel normaal op de subcutane of intramusculaire vaccinaties en niet op de intraveneuze schapen rode bloedcellen? (3p)

e. Als Hib (Haemophilus influenzae type B) wel al was opgenomen in het vaccinatieschema, zou dat dan consequenties hebben gehad voor Susan? Licht je antwoord kort toe. (3p)

f. Welke cellen nemen Au198 (colloïdaal goud) op? (3p)

Tja, je kan natuurlijk altijd hopen dat iemand je huiswerk voor je maakt. Maar misschien is het leerzamer als je eerst eens laat zien wat je al wel opgelost hebt, en waar je blijft steken.

(tevens verplaatst naar huiswerk)