Voor de middelpuntzoekende kracht geldt:
\(F_{\mpz} = \frac{mv^2}{r}\)
Hieruit blijkt dus dat de middelpuntzoekende kracht evenredig is met het kwadraat van de snelheid. Als je dezelfde bocht met een twee keer zo grote snelheid neemt blijkt dus dat je middelpuntzoekende kracht vier keer zo hoog moet zijn. Hoe ik dit verder kan uitleggen weet ik niet precies, je zou deze formule af kunnen leiden, maar dat kan ik zo 1, 2, 3 niet uit m'n hoofd.
Als deze formule je niks zegt zou ik in eerste instantie daar iets aan proberen te veranderen, dat maakt het allemaal een stuk makkelijker
Misschien iets om je in te beelden dat je middelpuntzoekende kracht iig groter moet worden:
Stel je zit in een draaimolen die heel snel draait, dan moet je je steviger beethouden wil je erin blijven zitten (dus in de "bocht" blijven).
)
