[biomechanica] vraagstuk krachten

Moderators: ArcherBarry, Fuzzwood

Reageer
Berichten: 33

[biomechanica] vraagstuk krachten

Een man van 1,75m wil een doos met een gewicht van 10kg optillen. Om wrijving te overwinnen moet hij een kracht van 30N uitoefenen naar hem toe gericht. Het gewicht bevindt zich op een tafel op 1m hoogte op een afstand van 25 cm van het lichaam.

a) bereken de resultante kracht die inwerkt op de doos (104,40N)

b) veronderstel dat de arm van d man een hoek maakt van 30° met het bovenlichaam en de arm een lengte heeft van 65cm. Bereken het moment rond het ellebooggewricht. (32.5N)

Dit is dus het vraagstuk met de oplossingen. Alleen hoe moet ik aan die oplossingen komen?

Bij b dacht ik de formule te gebruiken M=rxFxsin 30° ???

Kan iemand mij helpen?

alvast bedankt

Gebruikersavatar
Moderator
Berichten: 51.259

Re: [biomechanica] vraagstuk krachten

Deze opgave is een zootje, met grove versimpelingen om het doenbaar te maken voor beginnelingen, waardoor echter het hele principe grof geweld wordt aangedaan. Als je een doos optilt valt de wrijvingskracht weg. Dus óf je schuift, óf je tilt.

Maar ik denk dat hij zó bedoeld is:

Ik kan er niks anders van maken dan 102,6 N.

tekenen:

Afbeelding

blauwe en rode vector geven de krachten aan die op de doos werken, de groene is hiervan de resultante, de man moet dus een kracht uitoefenen in grootte gelijk aan de goene maar tegengesteld van richting, dus volgens de paarse vector.

horizontaal oefent hij 30 N uit. Verticaal F=m.a= 10,0 x 9,81= 98,1 N

resultante volgens Pythagoras
\(\sqrt{30^2 + 98,1^2} = 102,6 N\)
als ik deze probeer met een zwaartekrachtversnelling g van 10 m/s² komt hij netjes uit op 104,40 N. Deze zwaartekrachtversnelling is het bewijs dat er fors versimpeld wordt

bij b) begrijp ik niet waarom gevraagd wordt naar het moment op de elleboog terwijl alleen de lengte van de hele arm is gegeven. Dus ook al weer zo'n vreemd verhaal. Die M=rxFxsin 30° is verleidelijk omdat die, met een verticale kracht van 100 N (10 kg x 10 m/s²) en een arm van 0,65. sin 30° netjes op 32,5 uitkomt. Maar bij vraag a) had je nou juist een kracht van 104,4 N berekend, die bovendien niet verticaal werkt. Lekker verwarrend. Ik ga hem niet verder uitrekenen omdat we de uitkomsten gevonden hebben, maar met die schuine kracht van vraag a zal het moment op de schouder zeer gering zijn, omdat de kracht vrijwel over de werklijn zal werken, en de sinus van de hoek tussen de werklijn en de krachtrichting dus zeer gering is.

Gauw weggooien dat boek. :roll:
ALS WIJ JE GEHOLPEN HEBBEN...
help ons dan eiwitten vouwen, en help mee ziekten als kanker en zo te bestrijden in de vrije tijd van je chip...
http://www.wetenscha...showtopic=59270

Reageer