De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Moderators: jkien, Xilvo

Reageer
Berichten: 142

De Nationale Wetenschapsquiz 2004

27 november (morgen) is het weer zover, de vragen voor de nationale wetenschapsquiz worden bekend gemaakt in de dagbladen en via internet. Misschien is het wel leuk om hier een centraal topic over te hebben om over de vragen te discusieren e.d.

site van NWO: http://www.nwo.nl/nwohome.nsf/pages/NWOP_5VGJ6V

hier staan ook alle andere gehouden quiz(en?? :shock: ) inclusief antwoorden :?:

Gebruikersavatar
Berichten: 1.210

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

If you don't think you can reach the stars, that's fine cause it just leaves more for me to grab.

Berichten: 52

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Dit zijn mijn voorlopige antwoorden: --edit: ik zie dat ik een jaar achterloop :shock: --

1. Waarom drinken wijnkenners liever champagne uit een kristallen glas dan uit een glazen glas?

A. Kristal laat de champagnekleur beter uitkomen.

B. Kristal geeft meer bellen.

C. Kristal klinkt helderder bij het proosten.

Gokje, ik heb geen verstand van champagne, maar de laatste optie leek met het meest plausibel.

2. Rob staat in een weiland. Wim zweeft ongeveer honderd meter boven hem in een luchtballon. Rob schreeuwt naar Wim. Wim hoort dat luid en duidelijk. Als Wim terugschreeuwt, hoort Rob hem niet. Hoe komt dat?

A. Op de grond is het warmer dan op honderd meter hoogte. Daardoor kunnen geluidsgolven beter stijgen dan dalen.

B. Op de grond kunnen geluidsgolven tegen van alles weerkaatsen en elkaar versterken. Rond een ballon speelt dat niet.

C. Op de grond zijn veel stoorgeluiden, zoals wind die langs de oren stroomt. In een ballon is het windstil.

Denk ik.. maar weet het niet zeker. Omdat geluidsgolven zich bolvormig voortplanten en de energie over de hele bol verdeelt wordt zwakt het geschreeuw kwadratisch af. Als er dan reflecties optreden kan Wim het beter horen dan Rob.

3. Is het waar dat vrouwen beter dan mannen emoties van gezichten kunnen aflezen?

A. Ja.

B. Nee, juist mannen kunnen beter emoties aflezen.

C. Nee, er is geen verschil.

Ook een gok, zal vast wel eens een onderzoek over geweest zijn, maar dat is bij mij niet bekend.

4. Hoe diep zink je weg in bewegend drijfzand wanneer je er rechtstandig in verzeild raakt?

A. Tot aan je middel.

B. Tot aan je kin.

C. Helemaal.

Volgens mij is de dichtheid van drijfzand groter dan de dichtheid van een menselijk lichaam.

5. Kan je hoofdhaar in een nacht grijs worden?

A. Ja, bij zeer groot verdriet.

B. Ja, maar alleen bij donkerharigen.

C. Nee, dat is een fabeltje.

Ik dacht dat haren niet verkleuren maar uitvallen en dan groeit er vervolgens een haar zonder kleurstof (dus grijs) voor terug. Dat kan dus niet in 1 nacht.

6. Je staat op een plaat waarop een katrol vastzit. Door de katrol loopt een touw dat met het ene eind vastzit aan het plafond. Je trekt aan het andere eind. Kun je de plaat met jezelf erop omhoog trekken?

A. Ja, maar dat lukt alleen de allersterksten ter wereld.

B. Nee, dat is principieel onmogelijk.

C. Ja, dat lukt de meeste mensen.

Baron von Munchhausen. Je moet jezelf ergens tegen afzetten om aan het touw aan de andere kant te kunnen trekken, dus je houdt jezelf hooguit in evenwicht.

7. Welke prins ruikt het minst naar zweet?

A. Een prins helemaal gekleed in leer op een bont paard.

B. Een prins helemaal gekleed in zilver op een zwart paard.

C. Een prins helemaal gekleed in goud op een wit paard.

Ik ga ervan uit dat het hier gaat om zijn eigen zweet en dat zweten wordt veroorzaakt door hoeveelheid opgenomen warmte. Zilver weerkaatst de meeste straling, en een zwart paard lijkt me beter dan een wit, omdat er dan ook geen straling vanaf het paard naar de prins toe weerkaatst.

8. Hoe komt het dat je huid gaat rimpelen als je lang in bad hebt gelegen?

A. Je huid neemt water op en zet uit.

B. Je huid staat water af en krimpt.

C. Je huid verliest zout en voedingsstoffen en wordt daardoor slapper.

Osmose, doordat het celmilieu zouter is dan het badwater nemen je cellen water op en zetten uit.

9. Je geeft een zetje tegen twee even lange rijen dominostenen. In de ene rij staan de stenen dicht op elkaar. In de andere rij staan de stenen ver uit elkaar. Welke rij is het eerst omgevallen?

A. De rij met stenen ver uit elkaar.

B. De rij met stenen dicht op elkaar.

C. Maakt niet uit.

Daarnet getest. Had er ook een filmpje van gemaakt, maar dat was bij lamplicht en nogal donker uitgevallen. Ik doe het morgen nog wel eens opnieuw, dan bij daglicht.

10. Hou een strook papier aan een uiteinde vast. Draai het andere uiteinde een halve slag. Plak de uiteinden aan elkaar. Je hebt nu een band van Möbius. Knip de band in de lengte doormidden. Knip het resultaat nogmaals in de lengte doormidden. Wat hou je over?

A. Vier banden.

B. Twee banden.

C. Eén band.

Getest.

11. Kun je tijdens een hittegolf zoals die van afgelopen zomer een spiegelei bakken op het wegdek in de zon?

A. Nee, dat kan niet.

B. Ja, dat is geen probleem.

C. Ja, maar alleen op zwart, glad asfalt.

Eiwitten stollen bij ongeveer 42 graden C heb ik me laten vertellen en ik vermoed dat zwart asfalt daar wel boven in de zomer.

12. Waarom beslaat een auto wel tijdens een heldere nacht en niet bij een bewolkte nacht?

A. Bij een heldere nacht zijn er geen wolken die vocht vasthouden.

B. De auto staat bij een heldere nacht meer straling af aan het heelal.

C. Natte lucht daalt bij een heldere nacht en komt dus op de auto neer.

De waterdamp condenseert omdat de auto kouder is dan de omringende lucht. De auto kan alleen maar kouder worden door warmte uit te stralen.

13. Wanneer begint een astronaut in zijn ruimtevaartuig buiten de dampkring te zweven?

A. Wanneer hij ver genoeg verwijderd is van de aantrekkingskracht van de aarde.

B. Wanneer zijn ruimtevaartuig precies tussen twee zwaartekrachtvelden hangt.

C. Wanneer hij de motor van zijn ruimtevaartuig afzet.

Zolang de motor aanstaat zorgt dit voor een versnelling van het ruimteschip en wordt de astronaut in zijn stoel gedrukt.

14. Op een tafel staan twee karretjes. Aan elk karretje zit een touw. Elk touw hangt naar beneden via een katrol aan de tafelrand. Aan het ene touw hangt een gewicht van vijf kilogram. Aan het andere touw trekt iemand met een kracht overeenkomend met vijf kilogram. Welk karretje komt sneller op gang?

A. Het karretje met het hangende gewicht.

Het karretje met de trekkende persoon.

C. Het maakt niet uit.

Het karretje + gewicht heeft meer massa dan het karretje waar aan getrokken wordt en versneld dus minder snel.

15. Bomen worden niet hoger dan circa 120 meter. Waarom?

A. Dan wordt het hout van de boom te zwak om het eigen gewicht te dragen.

B. Bomen worden niet hoger dan hun wortels diep zitten en na 120 meter is de grond te ondoordringbaar voor de wortels.

Boven de 120 meter neemt de boom geen kooldioxide op.

Ik dacht dat die grens er was omdat de capillaire water en voedingsstoffen uit de wortels slechts tot 120 meter hoogte kan brengen. Maar misschien kan een boom daardoor ook wel geen fotosynthese meer plegen omdat er geen aan- en afvoer van stoffen meer plaatsvindt.

16. Met een steekproef testen we de deelnemers aan de tiende Nationale Wetenschapsquiz op een verboden pepmiddel. Stel dat tien procent van de deelnemers het pepmiddel gebruikt. De test is slechts voor negentig procent zuiver. Eén deelnemer blijkt pep-positief. Hoe groot is de kans dat hij het pepmiddel daadwerkelijk heeft gebruikt?

A. Minder dan vijftig procent.

B. Vijftig procent.

C. Meer dan vijftig procent.

Van de 100 deelnemers hebben er 10 het pepmiddel gebruikt. Van deze 10 zullen er 9 positief testen. Maar van de 90 mensen die geen pepmiddel hebben gebruikt zullen er ook 9 positief testen.

17. Waarom is sneeuw wit?

A. Omdat sneeuw alle kleuren absorbeert.

B. Omdat sneeuw alle kleuren reflecteert.

C. Omdat watermoleculen wit zijn.

Ja, wat moet je daar nog meer van zeggen...

18. Aan wie danken wij de uitvinding van de lucifer?

A. Aan een onbekende Chinese monnik die in de achtste eeuw het buskruit ontdekte bij zijn zoektocht naar een levenselixer.

B. Aan de Duitse alchemist Henning Brand die in de zeventiende eeuw fosfor ontdekte toen hij urine inkookte om goud te maken.

C. Aan de Zwitserse wetenschapper Friedrich Schönheim die in de negentiende eeuw schietkatoen ontdekte toen hij celluloid wilde maken.

Ik weet het niet zeker, maar de andere antwoorden (buskruit, schietkatoen) hebben volgens mij weinig met lucifers te maken. Maar misschien is er een vergezocht verband?

19. Hoe komt een regenworm een zeer strenge winter door?

A. Hij houdt diep in de grond een winterslaap.

B. Hij verpopt zich voordat de vorst invalt.

C. Hij bevriest en leeft weer op als het warm wordt.

Wormen verpoppen niet toch? En als een koperen waterleiding al kapot vriest, dan een worm toch zeker wel denk ik.

20. In een emmer water drijft een blokje hout. Je bindt een touw aan het hengsel en slingert de emmer aan het touw rond. Wat gebeurt er met het blokje hout?

A. Het blokje zakt dieper in het water.

B. Het blokje komt meer naar boven.

C. Het blokje blijft op hetzelfde niveau.

Werkt dit niet als een centrifuge? Het water is zwaarder dan het blokje en zal dus harder naar buiten worden geslingerd dan het hout.

Berichten: 718

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Jammer maar dat zijn de vragen van vorig jaar.

Berichten: 52

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Oh verdorie!!! Ik had ze via google gevonden op GoT, en dat topic heette toch echt Nationale Wetenschapsquiz 2004. :shock: Naja, nieuwe poging met de vragen van dit jaar. ;)

-- edit: pfoe, ik had er maar liefst 7 fout van afgelopen jaar ;) --

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Dit forum loopt al er goed dus, dan kan je je 7 fouten van vorig jaar een beetje opvijzelen

www.nationalewetenschapsquiz.web-log.nl

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Aan Prof.Drs.Ds.Ir.Holleboom & Prof.Dr.Ir. H. van Heernen

Je bent dus gespot!

Berichten: 142

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

sunnygirl schreef:Aan Prof.Drs.Ds.Ir.Holleboom &  Prof.Dr.Ir. H. van Heernen

Je bent dus gespot!
:shock:
vette discussie over vraag 16 8)

Gebruikersavatar
Berichten: 7.224

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

vette discussie over vraag 16 8)
Een aantal wiskundigen bij mij aan de uni zijn van mening dat dit 2/3 moet zijn.

Vraag 1 is lastiger. De toonhoogte wordt lager, dat staat vast (dat kun je zelf thuis doen), maar waarom?

Over vraag 6 heeft zelfs op het wetenschapsforum een artikel gestaan.

Vraag 15 is makkelijk.
If I have seen further it is by standing on the shoulders of giants.-- Isaac Newton

Berichten: 718

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Vraag 1 is lastiger. De toonhoogte wordt lager, dat staat vast (dat kun je zelf thuis doen), maar waarom?


Omdat er meer massa in beweging moet worden gebracht (namelijk het water) en daardoor wordt de eigenfrequentie lager.

Berichten: 142

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is?

A. 1/2.

B. 2/3.

C. 3/4.
Een aantal wiskundigen bij mij aan de uni zijn van mening dat dit 2/3 moet zijn.
en toch denk ik dat het 50% is of er moet iets met mijn redenatie fout zijn.

uitleg: je hebt dus een zak met een witte bal, je doet hier blindelings een witte of rode bij, je hebt dan:

wit & wit

of

wit & rood

blijkbaar haal je een witte bal uit de zak (waar beide combi's in kunnen zitten) je houd dan over

wit & wit

wit & rood

een zak waar of een witte bal en of een rode bal in zit, de kans dat de volgende bal die je eruit haalt wit is, is dus 50%

ik weet niet waar mijn verhaal niet kan kloppen...maar zo zie ik :shock:

Gebruikersavatar
Berichten: 7.224

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Van een van de wiskundigen:
De rode/witte ballen vraag:

Je kunt deze vraag opvatten als:

We hebben twee vazen, één met twee witte ballen, vaas 1, en één met een roede en een witte bal, vaas 2. We trekken nu een bal, en die is wit. Hoe groot is de kans dat we uit vaas 1 getrokken hebben?

Er zijn voor de eerste bal die we trekken vier gelijkwaardige mogelijkheden:

1) Vaas 1, bal 1. (wit)

2) Vaas 1, bal 1. (wit)

3) Vaas 2, bal 1. (wit)

4) Vaas 2, bal 2. (rood)

De bal is wit. Dit kunnen we, aangezien we hier 3 gelijkwaardige mogelijkheden voor hebben weer anders zien:

We keizen aselect een bal. Twee van deze ballen hebben nummer 1, één heeft nummer 2. De kans dat we een bal met nummer 1, en dus vaas 1, hebben is 2/3. Als we vaas 1 hadden is de tweede bal automatisch ook wit. Als we vaas 2 hebben is de tweede bal automatisch rood.

Dus:

2/3 wit

1/3 rood
If I have seen further it is by standing on the shoulders of giants.-- Isaac Newton

Berichten: 142

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Bart schreef:Van een van de wiskundigen:
De rode/witte ballen vraag:

Je kunt deze vraag opvatten als:

We hebben twee vazen, één met twee witte ballen, vaas 1, en één met een roede en een witte bal, vaas 2. We trekken nu een bal, en die is wit. Hoe groot is de kans dat we uit vaas 1 getrokken hebben?

Er zijn voor de eerste bal die we trekken vier gelijkwaardige mogelijkheden:

1) Vaas 1, bal 1. (wit)

2) Vaas 1, bal 1. (wit)

3) Vaas 2, bal 1. (wit)

4) Vaas 2, bal 2. (rood)

De bal is wit. Dit kunnen we, aangezien we hier 3 gelijkwaardige mogelijkheden voor hebben weer anders zien:

We keizen aselect een bal. Twee van deze ballen hebben nummer 1, één heeft nummer 2. De kans dat we een bal met nummer 1, en dus vaas 1, hebben is 2/3. Als we vaas 1 hadden is de tweede bal automatisch ook wit. Als we vaas 2 hebben is de tweede bal automatisch rood.

Dus:

2/3 wit

1/3 rood
ga je er hier niet vanuit dat het uitmaakt welke witte bal het is, dit kan ik nergens uit de tektst van de vraag opmaken

Berichten: 683

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Mogelijkheid 1:

witte bal erin

witte bal eruit

overgebleven bal is wit

Mogelijkheid 2:

witte bal erin

andere witte bal eruit

overgebleven bal is wit

Mogelijkheid 3:

rode bal erin

witte bal eruit

overgebleven bal is rood

Mogelijkheid 4:

rode bal erin

rode bal eruit

dus mogelijkheid 4 telt niet mee

Bij 2 van de eerste 3 mogelijkheden is de overgebleven bal wit.

Berichten: 52

Re: De Nationale Wetenschapsquiz 2004

Dit zijn mijn antwoorden (ik had ze al een tijdje, maar de vorige keer dat ik hier was lag het forum uit de lucht):

Vraag 1: Een wijnglas gaat zingen als je met een natte vinger over de rand wrijft. Wat gebeurt er met de toonhoogte als je het glas vult?

A. Die wordt lager.


B. Die wordt hoger.

C. Die blijft gelijk.

Getest. En inderdaad, zoals iemand hier ook al zei, door de grotere massa wordt de eigenfrequentie lager.

Vraag 2: Waarom kijken mensen soms in de lucht wanneer je ze een vraag stelt?

A. Om een antwoord te ontwijken.

B. Om te verhullen dat ze gaan liegen.

C. Om zich beter te concentreren.


Ik ging al in de lucht kijken om het antwoord op deze vraag te vinden. :?:

Vraag 3: Wat gebeurt er als je een fles vacuüm trekt die voor de helft gevuld is met water?

A. Het water wordt eerst warmer en dan kouder.

B. Het water wordt warmer.

C. Het water wordt kouder.


Er zal waterdamp ontstaan doordat de fles vacuum getrokken wordt en de overgang van vloeistof naar gas kost altijd energie.

Vraag 4: Een geoefend zwemmer probeert in water van 37 graden Celsius snel zes kilometer te zwemmen. Wat gebeurt er?

A. Hij gaat langzamer dan hij verwacht, want in warm water geven zijn slagen hem minder stuwkracht.

B. Hij gaat sneller dan hij verwacht, want zijn spieren hebben de optimale temperatuur.

C. Hij haalt de finish niet.


37 graden is te warm, je spieren produceren warmte en 37 graden is al je lichaamstemperatuur. Je hebt dus nauwelijks koeling.

Vraag 5: Een droge spons drijft in een emmer met water en zuigt zich langzaam vol. Wat gebeurt er met het waterpeil?

A. Het stijgt.

B. Het blijft gelijk.


C. Het daalt.

Zo’n vraag zit er volgens mij elk jaar wel in. Wet van Archimedes, een drijvend object verplaatst zijn gewicht aan water.

Vraag 6: Wraoam is dzee tkset znoedr veel mietoe rdlieejk te lzeen?

A. Omdat we de woorden als patronen blijven herkennen.


B. Omdat de letters steeds op dezelfde wijze verplaatst zijn.

C. Omdat een paar woorden wel gewoon leesbaar zijn.

Dat bleek uit een Engels onderzoek dit jaar.

Vraag 7: Plak stippen op alle zestig hoekpunten van een voetbal. Verplaats de stippen naar het midden van de naden. Heb je voldoende aan zestig stippen?

A. Ja, je hebt precies zestig stippen nodig.

B. Ja, je houdt zelfs dertig stippen over.

C. Nee, je hebt negentig stippen nodig.


Een voetbal heeft 12 vijfhoeken en 20 zeshoeken. De vijfhoeken zitten nergens tegen elkaar aan maar zijn omringd door zeshoeken. De vijfhoeken hebben al 60 hoeken en 60 ribben, maar er zitten ook nog ribben van de zeshoeken tegen elkaar aan (en dus tegen geen enkele vijfhoek. Er zijn dus meer ribben dan hoekpunten.

Vraag 8: Hoe kun je kleur laten zien op een zwart-wit televisie?

A. Door een chromodigitaal signaal met het beeld mee te sturen.

B. Door het kleursignaal vijftig maal per seconde aan en uit te zetten.

C. Door snel afwisselend zwarte en witte vlakken te vertonen.


Deze weet ik niet zeker.

Vraag 9: Hoe wisten mensen zich voor het eerst immuun te maken tegen pokken?

A. Ze stopten gedroogde en gemalen korsten van pokkenpatiënten in hun neus.

B. Ze aten vlees van koeien met koepokken.

C. Ze brachten pus van pokkenpatiënten onder hun huid aan.


Wel vies, maar volgens Google klopt het. :shock:

Vraag 10: Je maakt al fietsend een scherpe bocht. Welk wiel draait het snelst? Voor- en achterwiel zijn even groot en de banden zijn keihard opgepompt.

A. Het voorwiel.


B. Het achterwiel.

C. Beide wielen draaien even snel.

Het voorwiel maakt een ruimere bocht en legt dus een grotere afstand af. Het zal dus sneller moeten draaien. Stel dat je de bocht extreem scherp maakt, dan roteer je je fiets rondom je achterwiel. Dat zal dan helemaal niet bewegen, terwijl het voorwiel een afstand van 2πr aflegt, met r = afstand tussen voor- en achteras.

Vraag 11: Een vrouw krijgt testosteron toegediend. Zij zal:

A. Agressief gedrag gaan vertonen.


B. Dominant gedrag gaan vertonen.

C. Meer geneigd zijn risico's te nemen.

Ik dacht eigenlijk dat alle drie de effecten wel zouden optreden, maar Google geeft de eerste aan.

Vraag 12: Waarom drogen in afwasmachines voorwerpen van zacht plastic slechter dan die van hard plastic?

A. Omdat zachte plastics warmte slecht geleiden.

B. Omdat zachte plastics blijvend waterafstotend zijn.

C. Omdat op zachte plastics altijd zeepresten achterblijven.


Weet ik niet zeker.

Vraag 13: Welk effect heeft bittere chocola op de gezondheid?

A. De polyfenolen in de cacao verhogen de bloeddruk.

B. De flavonoïden in de chocola vangen veel vrije radicalen weg.

C. De vele meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten.


Meende ik eens ergens gelezen te hebben. Verduidelijking: meervoudig onverzadigde vetten verkleinen de kans op hart- en vaatziekten, dat staat vast. Wat ik niet zeker weet is of er in bittere chocola veel onverzadigde vetten zitten, maar ik denk het wel. Chocola is tenslotte hard bij kamertemperatuur.

Vraag 14: Waarom wippen duiven tijdens het lopen met hun kop?

A. Om hun evenwicht te bewaren.


B. Om indruk te maken op andere duiven.

C. Om beter te zien.

Lijkt me de meest logische optie, ik heb niet zoveel verstand van duiven.

Vraag 15: Een trein rijdt tijdens het passeren van een station met vijftig kilometer per uur van het begin naar het eind van een perron van honderd meter. Halverwege schiet je een tennisbal met vijftig kilometer per uur naar achteren vanaf de achterkant van het laatste rijtuig. Waar komt die bal terecht?

A. Rond het begin van het perron.

B. Rond het midden van het perron.


C. Rond het eind van het perron.

De schutter beweegt met een snelheid van 50 km/uur voor een toeschouwer op het perron. Als hij een tennisbal afschiet die vanuit zijn perspectief met 50 km/uur naar achter beweegt dan zal die bal voor een toeschouwer op het perron stil staan. Eventueel (door de luchtverplaatsing van de trein) zelfs een beetje meegesleept worden in de rijrichting.

Vraag 16: Je hebt een zak met een witte bal. Je doet er blind een rode of witte bal bij. Vervolgens haal je één bal uit de zak. Die blijkt wit te zijn. Hoe groot is de kans dat de resterende bal ook wit is?

A. 1/2

B. 2/3


C. 3/4

Dit was de lastigste vraag, maar ik ben er nu uit. Er zijn twee redeneringen die je kunt volgen, namelijk:

1) Als je dit experiment vele malen doet dan zitten er in 50% van de zakken 2 witte ballen en in 50% van de zakken zitten 1 witte en 1 rode bal. Als je dus als eerste een witte bal trekt en hij komt uit een zak met 2 witte ballen dan heb je 100% kans dat de tweede bal een witte bal is. Als de eerste witte bal uit een zak met 1 witte en 1 rode bal komt dan heb je 0% kans dat de tweede bal een witte bal is. De totale kans dat de tweede bal een witte bal is, is dan 0.5 * 1 + 0.5 * 0 = 50%

2) De kans dat je bij de eerste keer een witte bal trekt is 75%. Er kunnen namelijk 2 witte ballen, of 1 witte en 1 rode bal in de zak zitten. 2 van de drie keren zal de witte bal uit een zak met 2 witte ballen komen en 1 van de drie keren uit de zak met een witte en een rode bal. De kans dat de andere bal in de zak dus ook wit is is 2/3 en de kans dat hij rood is is 1/3.

En de juiste redenering is de tweede. Je kunt de informatie die je over de eerste trekking krijgt niet ‘weggooien’, de kans om een witte bal uit een zak met 2 witte ballen te trekken is namelijk groter dan de kans om een witte bal uit een zak met 1 witte en 1 rode bal te trekken. Hopelijk is het zo een beetje duidelijk, want over zulke vragen kunnen mensen dagenlang blijven dooremmeren. ;)


P.S.: Die voorspelling over vraag 16 had ik dus goed. :?:

Nog even over vraag 16, misschien dat ik het zo duidelijker uitleg:

50% kans is gewoon fout omdat de uitkomst van de eerste trekking al gegeven is in de vraag.

De eerste trekking heeft een kans van 25% op een rode bal, maar er is gegeven dat je een witte bal trekt.

Stel dat je het experiment 100 keer zou doen. 75 keer trek je een witte bal en 25 keer een rode.

Kijk nu eens uit wat voor zakken die 75 witte ballen gekomen zijn: 50 komen er uit een zak met nog een witte bal en 25 komen er uit een zak met een rode bal.

De kans op nog een witte bal (gegeven dat de eerste bal wit is!!!) is dus 50/75 oftewel 2/3.

Reageer