De moraal: je moet in energieën denken, niet in krachten.
Daar was ik volop mee bezig
en dus denk ik in potentialen.
Bij de splijting komt 8,78 MeV vrij (massadefect) Zodra het alfadeeltje zich pal naast de overgebleven loodkern bevindt heeft het echter een elektrostatische potentiaal van ruim 26 MeV. (kun je berekenen, en komt ook netjes in dat hyperphysics grafiekje te staan:
Tóch komt die potentiaal niet tot uiting. Als je het zo grafisch als hierboven beschouwt tunnelt hij zich door de potentiaalberg heen, en komt naar buiten op een "potentiaal" van 8,78 MeV. Wat ik niet snap is wat dit te maken heeft met kans. Dat zal wel volgen uit de Schrödervergelijking, maar de wiskunde daarvan gaat me eerlijk gezegd ruim boven de pet.
Ik wou het eens even grafisch proberen te zien:
Een
212Po kern zit niet lekker in zijn vel en probeert 4 nucleonen te lozen (alfadeeltje). Hij probeert dat deeltje af te stoten, waardoor hij zelf een
208Pb kern wordt. Het massadefect dat optreedt als gevolg van deze afstotingsactie wordt meegegeven aan het alfadeeltje, 8,78 MeV. Jippie.
Lukt dat niet (grotere kans) dan heb ik terug een Po-kern, waar die energie weer terug in verdwijnt in de vorm van massa. Die Po kern gaat kennelijk nog een keer proberen om vier nucleonen kwijt te raken, net zo lang totdat het een keer wél lukt.
Het lukt kennelijk niet om ons alfadeeltje op die Coulomb-energieberg te tillen. Maar op de één of ander vreemde manier is er ook nog een kans dat onze alfa niet eens de "berg" óp hoeft. Kennelijk beweegt het zich door die directe omgeving van de Pb-kern, waarbij het een kleine kans heeft dat het nét komt tot een afstand van ca 24 femtometer (hart-op hartafstand Pb en He), op welke afstand zijn eigen start-energie nét op is, en begint het vrij van de kern vandaan te "vallen", afgestoten door de coulombkracht . Het komt op een "hoogte" van 8,78 MeV uit die Coulombberg en krijgt dan ook netjes zijn eigen energie terug.
Hoe groter de kans dat het wél lukt, hoe sneller de kern waarover we het hebben zal vervallen. Hoe kleiner die kans, hoe stabieler het deeltje.
a) klopt bovenstaand verhaal een beetje?
b) wat bepaalt nou de kans (ja, die Schrödingervergelijking duhh, maar wat voor nuttige parameters stop je daar dan in) dat mijn alfa zou kunnen ontsnappen?
c) alfa"s zijn er met energieën van ca 4 tot ca 9 MeV. Zie ik het goed dat hoe lager die energie, hoe verder het alfadeeltje moet tunnelen, hoe kleiner de kans dat dat lukt, hoe stabieler de kern waar het alfadeeltje uitkomt (langere halfwaardetijd?)
En dan nog eens iets. Betekent dit eigenlijk niet dat vrijwel alle atomen in ons universum in een continue staat van verval verkeren, allemaal met alfadeeltjes die rond die kern zwerven op zoek naar die tunnel? M.A.W, De kans is groot dat, wanneer ik goed op een
212Po kern inzoom (gesteld dat dat kon), ik eigenlijk een
208Pb kern zie waaromheen een maantje in de vorm van een He kern rondzwerft?
Als ik abstracter dan dit moet denken en puur naar een wiskundevergelijkinkje moet kijken haak ik af, want dat zegt me niks. Wie maakt mij dit een beetje beeldend? (of heb ik dat zelf al redelijk goed gedaan?)