[fysica] help examen fysica: kinematica
Moderators: ArcherBarry, Fuzzwood
-
- Berichten: 67
[fysica] help examen fysica: kinematica
Twee auto's bevinden zich op 500 m van elkaar op een rechte baan. ze rijden naar elkaar toe. Wagen A heeft een beginsnelheid van 20m/s en trekt op met een versnelling van 1m/s², wagen B heeft een beginsnelheid van 5m/s en een versnelling van 2m/s². Bepaal het tijdstip waarop beide autos elkaar passeren.
Ik dacht eerst: x(t)A= 1/2t² + 20t + 500 en x(t)B = t²+5t. Nu blijkt dat ik dan altijd de foute uitkomst uitkom als ik deze gelijkstel. Ik dacht, ok deze bewegingen zijn tegengesteld, dus mss moet de versnelling dan tegengesteld zijn. Ook fout! Uiteindelijk stelde ik zowel de versnelling en de beginsnelheid tegengesteld en kwam ik wel de juiste uitkomst : nl na 11.7s uit. Hoe komt dit want het is precies alsof je de ene keer ze wel tegengesteld moet maken en dan bij een andere oefening weer niet. Zo moet je bv. als ik tegelijkertijd iets laat vallen en een pijl omhoog schiet, dan moet alles hetzelfde teken hebben als je ze gelijksteld. En als ik tegelijkertijd een parachute laat vallen van een berg(=eenparig rechtlijnige beweging) en ik gooi iets naar boven, dan moet ik enkel de versnelling tegengesteld maken. Kan iemand me hierin duidelijkheid bregen?
liefst zo vlug mogelijk want ik morgen examen!!
gr
fender
Ik dacht eerst: x(t)A= 1/2t² + 20t + 500 en x(t)B = t²+5t. Nu blijkt dat ik dan altijd de foute uitkomst uitkom als ik deze gelijkstel. Ik dacht, ok deze bewegingen zijn tegengesteld, dus mss moet de versnelling dan tegengesteld zijn. Ook fout! Uiteindelijk stelde ik zowel de versnelling en de beginsnelheid tegengesteld en kwam ik wel de juiste uitkomst : nl na 11.7s uit. Hoe komt dit want het is precies alsof je de ene keer ze wel tegengesteld moet maken en dan bij een andere oefening weer niet. Zo moet je bv. als ik tegelijkertijd iets laat vallen en een pijl omhoog schiet, dan moet alles hetzelfde teken hebben als je ze gelijksteld. En als ik tegelijkertijd een parachute laat vallen van een berg(=eenparig rechtlijnige beweging) en ik gooi iets naar boven, dan moet ik enkel de versnelling tegengesteld maken. Kan iemand me hierin duidelijkheid bregen?
liefst zo vlug mogelijk want ik morgen examen!!
gr
fender
-
- Berichten: 39
Re: [fysica] help examen fysica: kinematica
Zie het als een x-as waarover je auto's, die je hier voorstelt als punten, bewegen. Als je in de richting van + oneindig gaat zal je een positieve snelheid en versnelling hebben, ga je naar - oneindig zal het tegengesteld zijn. Snap je?
-
- Berichten: 67
Re: [fysica] help examen fysica: kinematica
ja ok, maar ik vind het dan toch maar raar dat je dan alle 2 die termen negatief moet maken : -ax²-bx
- Moderator
- Berichten: 51.265
Re: [fysica] help examen fysica: kinematica
Om te beginnen moet je beide bewegingen niet aan elkaar gelijkstellen. Want dat zijn ze niet. Beginpositie is anders, beginsnelheid is anders van grootte en bovendien anders van richting, versnelling is anders en bovendien anders van richting. Snelheid en versnelling zijn beide vectoriële grootheden, dat betekent dat de richting er toe doet.
De grootste fouten die ik hier voor dit soort dingetjes zie maken is dat ik zo zelden iemand spontaan een tekeningetje zie plaatsen, alsof die dingen ook inderdaad nooit meer gemaakt worden. Terwijl je dan toch in één oogopslag ziet wat er aan de hand is en hoe je je vergelijking(en) zult moeten opstellen.
noem bijvoorbeeld naar rechts "positief".
Dus dit:
Want je hebt ergens besloten om de richting van die snelheid van 20 m/s positief te noemen, (dat is logisch omdat je plaatsbepaling van 0 naar 500 loopt, wat kennelijk positief is) en dat betekent hier dat die versnelingsvector van A óók positief is want die wijst dezelfde kant op, en omdat de vectoren van B beide de andere kant op wijzen, dat die beide vanzelf negatief genoemd moeten worden.
voor A: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 0 + 20t +½·1·t²
voor B: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 500 + (-5)t +½·(-2)·t²
zou je bijvoorbeeld ook je sommetje anders kunnen maken:
Twee auto's bevinden zich op 500 m van elkaar op een rechte baan. ze rijden naar elkaar toe. Wagen A heeft een beginsnelheid van 20m/s en remt af met een versnelling van 1m/s², wagen B heeft een beginsnelheid van 5m/s en een versnelling van 2m/s². Bepaal het tijdstip waarop beide autos elkaar passeren.
wéér dat plaatje :
voor A: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 0 + 20t +½·(-1)·t²
voor B: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 500 + (-5)t +½·(-2)·t²
Je hebt weer besloten om de richting van die snelheid van 20 m/s positief te noemen, (dat is logisch omdat je plaatsbepaling van 0 naar 500 loopt, wat kennelijk positief is) en dat betekent hier, omdat de rest van de vectoren allemáál de andere kant op wijst, dat die rest vanzelf negatief genoemd moet worden.
Maak zo maar eens een plaatje voor die parachute die je noemt. Twijfel je aan jezelf, plaats het maar, over een uurtje kijk ik wel weer hier.
De grootste fouten die ik hier voor dit soort dingetjes zie maken is dat ik zo zelden iemand spontaan een tekeningetje zie plaatsen, alsof die dingen ook inderdaad nooit meer gemaakt worden. Terwijl je dan toch in één oogopslag ziet wat er aan de hand is en hoe je je vergelijking(en) zult moeten opstellen.
noem bijvoorbeeld naar rechts "positief".
Dus dit:
is een gok, die je ook logisch had kunnen beredeneren.Uiteindelijk stelde ik zowel de versnelling en de beginsnelheid tegengesteld en kwam ik wel de juiste uitkomst : nl na 11.7s uit.
Want je hebt ergens besloten om de richting van die snelheid van 20 m/s positief te noemen, (dat is logisch omdat je plaatsbepaling van 0 naar 500 loopt, wat kennelijk positief is) en dat betekent hier dat die versnelingsvector van A óók positief is want die wijst dezelfde kant op, en omdat de vectoren van B beide de andere kant op wijzen, dat die beide vanzelf negatief genoemd moeten worden.
voor A: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 0 + 20t +½·1·t²
voor B: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 500 + (-5)t +½·(-2)·t²
zou je bijvoorbeeld ook je sommetje anders kunnen maken:
Twee auto's bevinden zich op 500 m van elkaar op een rechte baan. ze rijden naar elkaar toe. Wagen A heeft een beginsnelheid van 20m/s en remt af met een versnelling van 1m/s², wagen B heeft een beginsnelheid van 5m/s en een versnelling van 2m/s². Bepaal het tijdstip waarop beide autos elkaar passeren.
wéér dat plaatje :
voor A: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 0 + 20t +½·(-1)·t²
voor B: s(t)= s(0) + v0t + ½at² = 500 + (-5)t +½·(-2)·t²
Je hebt weer besloten om de richting van die snelheid van 20 m/s positief te noemen, (dat is logisch omdat je plaatsbepaling van 0 naar 500 loopt, wat kennelijk positief is) en dat betekent hier, omdat de rest van de vectoren allemáál de andere kant op wijst, dat die rest vanzelf negatief genoemd moet worden.
Maak zo maar eens een plaatje voor die parachute die je noemt. Twijfel je aan jezelf, plaats het maar, over een uurtje kijk ik wel weer hier.
ALS WIJ JE GEHOLPEN HEBBEN...
help ons dan eiwitten vouwen, en help mee ziekten als kanker en zo te bestrijden in de vrije tijd van je chip...
http://www.wetenscha...showtopic=59270
help ons dan eiwitten vouwen, en help mee ziekten als kanker en zo te bestrijden in de vrije tijd van je chip...
http://www.wetenscha...showtopic=59270
- Pluimdrager
- Berichten: 6.590
Re: [fysica] help examen fysica: kinematica
Auto A
\(S=20t+\frac{1}{2}1t^2\)
Auto B\(S=5t+\frac{1}{2}2t^2\)
Deze twee optellen en de som gelijkstellen aan 500\(\frac{3}{2}t^2+25t-500=0\)
t=11,7