Wetenschapsforum

Beschrijving van de preof :

We hadden 6 bekers waarvan er 5 met water en 1 met olie gevuld waren .Ze hebben verschillende massa’s .We verwarmen deze in de hoop een verband te zien en daar een besluit uit te kunnen afleiden .Om de 0,5 minuten lazen we de bereikte temperatuur af en al gauw zagen we dat olie het hardst stijgt ,gevolgd door water,,,We wilden dus eigenlijk weten wat de grootste warmtecapaciteit bezat.

waarnemingen zijn volgende ;



WE moesten dan zo grafieken maken in exel ,

>temperatuur vs. warmte voor alle gegevens (dat zijn dus meerdere lijnen in de grafiek (zie link)

maar volgende snap ik niet

>>temperatuur vs massa voor water na 2, 4 en 6 minuten verwarmen (drie curven in de grafiek)

*Wat ik kan zeggen dat bekers met die water ongeveer zelefde zijn , hiermee bedoel ik de warmte capaciteit .De warmtecapaciteit vane en lichaam is de verhouding van de toegevoerde warmtehoeveelheid tot de overeenkomstige temperatuurstijging

Ø Het verband tussen de toegediende warmte en het temperatuur verschil is recht evenredig

Ø :T~ Q àQ/T = Cte

Ø De toegediende warmte is ook evenredig met de massa ,want 2 * massa is 2*¨energie

:M ~Q àQ/M =Cte

Ø Cte=Q/m*t in J/kg *K .

Ø De constante is de soortelijke warmtecapaciteit, ze is kenmerkend vd temperatuur stijging, die de stof ondergaat .Ik bedoel daarmee dat “c” van een stof uitdrukt welke warmtehoeveelheid er nodig is om de temperatuur van een massaeenheid van die stof 1K(1(°c) te wijzigen Eenheid : J /kg .K

Ø De Soortelijke Warmtecapacitei van olie is kleiner dan die van water want er is meer energie nodig ! Q=c.m.t

Ik vraag me dus af ;hoe de grafiek uit ziet ;;temperatuur vs massa voor water na 2, 4 en 6 minuten verwarmen (drie curven in de grafieken))

dan nog moeten we verhouding berekenen tussen de warmtehoeveelheid nodig om 400g olie van 30 tot 60°C te verwarmen en deze nodig om 400g water eenzelfde temperatuurstijging te geven.??

tot hier toe:

Ø De Soortelijke Warmtecapacitei van olie is kleiner dan die van water want er is meer energie nodig ! Q=c.m.t

ging alles goed. Hier draai je de boel om. Als de soortelijke warmtecapaciteit kleiner is heb je juist minder energie nodig voor eenzelfde temperatuurstijging.

Als ik alles wat daarboven staat lees zou ik zeggen, je snapt precies waar het om gaat.

En dan kom je met:

Ik vraag me dus af ;hoe de grafiek uit ziet ;;temperatuur vs massa voor water na 2, 4 en 6 minuten verwarmen (drie curven in de grafieken))

Die gegevens staan toch ook in je tabel? Je hebt meetwaarden voor 2 minuten opwarmen van 200, 400, 600, 800 en 1000 g opwarmen met dezelfde warmtetoevoer. x-as massa water, y as temperatuur na 2 minuten opwarmen.

Teken dergelijke grafieken voor temperatuur na 4 en na 6 minuten. Ik zie je probleem niet.

dan nog moeten we verhouding berekenen tussen de warmtehoeveelheid nodig om 400g olie van 30 tot 60°C te verwarmen en deze nodig om 400g water eenzelfde temperatuurstijging te geven.??

Als je goed leest en vergelijkt met je eenheid voor C: J/kg·K wordt hier gewoon de verhouding gevraagd tussen de warmtecapaciteiten. De verhouding tussen de joules bij gelijke temperatuurverschillen en gelijke massa's. En of je dan meet van 30 naar 60°, of van 40 naar 50°, of van 70 naar 71° of met 200 en 200 g, of met 20 ton en 20 ton, zolang massa's gelijk zijn en temperatuursverschillen gelijk zijn, moet de verhouding tussen de toegevoerde warmten óók gelijk zijn.

Je zegt het nota bene allemaal zélf al zo netjes in die teksten erboven!